2. De Mieropskameren met de situatie van 1583 en de teruggevonden situatie van voor de Reformatie: de noordelijke helft als dienstgebouw met inrijpoort van het Regulierenklooster, de zuidelijke helft als woonvertrekken
Deze vloer was gelegd in halfsteensverband met plavuizen van 15, 5 cm en met een rand van plavuizen van 16, 5 cm. Het compleetst was deze in nr. 112 (afb. 3). Daar was de vloer meer dan 150 jaar gebruikt, gesleten en opgelapt. Het meest gesleten, en dus geheel vernieuwd, was de vloer bij de entree en bij de haard, en in de noordoosthoek was helemaal geen piavuizenvloer. Dit was de plek waar tot 1950 nog de bedstede was.
De aanblik van deze doorleefde vloer bracht me op de gedachte om niet alleen het patroon van de plavuizen in te tekenen, maar ook alle barsten en sporen in de oorspronkelijke specie daar waar plavuizen helemaal weggesleten waren (afb. 4). Het resultaat is een grafisch gebruikspatroon, dat informatie geeft over de vroegere indeling en het verkeer in huis (afb. 5). De grootste slijtage - en daarmee de hoogste loopfrequentie - was bij de haard en de bedstede vast te stellen. Die plaatsen hebben te maken met de belangrijkste levensbehoeften: warmte, eten (koken) en slapen. Een kuiltje bij de bedstede (ook gevonden in nr. 114 en 116) verried de plaats waar men duizenden keren het bed in- en uitgestapt was. Opvallend was ook dat de slijtagesporen naar de achterdeur intensiever waren dan die naar de voordeur. De achterdeur gaf niet alleen toegang tot het tuintje, maar ook tot het toilet en de gemeenschappelijke waterput. Daar de kameren volgens het testament van Cornelis van Mierop bedoeld waren voor alleenstaande vrouwen van goede levenswandel, zal de boze buitenwereld een gang naar de voordeur ook wat afgeremd hebben. Tussen de achterdeur en de lege hoek van de bedstede was een stuk gave vloer. Die lag onder de vroegere steektrap naar de verdieping. Ook de vloer tegenover de haard was Opvallend gaaf. Daar moet een tafel gestaan hebben met een of twee stoelen. Schuifelende voeten van iemand die daar vaak zat, hadden dit stuk vloer gedurende eeuwen plaatselijk glad gepolijst.
Ook gaaf, maar met een ruw oppervlak, was de vloer links van de haard. De ruwheid is veroorzaakt door optrekkend vocht, dat niet goed weg kon uit de plavuizen. Een aanwijzing dat hier, met de bodem