Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed
(2008)–Eloy Koldeweij– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 14]
| |
Vloeren in NederlandIn deze publicatie Over de vloer: met voeten getreden erfgoed wordt uitgebreid ingegaan op de grote diversiteit aan vloeren die ons land van oudsher kent. Gezien de enorme variatie in materiaal, afwerking en ontwerp is het verbazingwekkend dat vloeren en vloerafwerkingen zo weinig aandacht hebben gekregen en nog altijd krijgen (afb. 1). In het recente overzichtswerk over Nederlandse bouwhistorie worden hoofdstukken gewijd aan bijvoorbeeld vensters, liften en plafonds, maar niet aan vloeren.Ga naar eind1 Dat komt niet uit de lucht vallen. Zelfs in de befaamde serie Geïllustreerde beschrijving van de Nederlandse monumenten van geschiedenis en kunst komen de vloeren slechts sporadisch aan bod. Tot zeer recent, en incidenteel zelfs nog steeds, werden vloeren in belangrijke monumenten vervangen of veranderd om gebruiks-, esthetische of restauratiefilosofische redenen. Zo werd de houten vloer in het Haagse Mauritshuis (1636) omstreeks 1990 vervangen door een marmeren vloer en ook de oorspronkelijke houten vloer in de Koepelzaal van de Trompenburg te 's-Graveland (1675) moest in 1958 wijken voor een op dat moment meer bij de statuur van deze zaal passend geachte natuurstenen vloer (afb. 2 en 3).Ga naar eind2 Zomaar een greep van enkele locaties. Er zijn diverse andere voorbeelden te noemen waar exact hetzelfde is gebeurd. Duidelijk is dat de vloer meer is dan alleen maar een loopvlak. De vloer is als integraal onderdeel van het erfgoed vanuit drie verschillende invalshoeken te waarderen: vanuit het ontwerp, vanuit het materiaal en de afwerking, en vanuit de geschiedenis en het gebruik. | |
Waardering vanuit het ontwerpEr zijn weinig historische vloerontwerpen bekend, maar de vloer heeft in allerlei gebouwen veel meer betekenis gehad dan alleen vanuit nut en noodzaak. Befaamde historische voorbeelden in eigen land zijn de spectaculaire vloeren in de Burgerzaal van het Amsterdamse stadhuis (1640, nu Koninklijk Paleis) en in de Oranjezaal in Paleis Huis ten Bosch in Den Haag (1645). Deze vloeren trokken al in de zeventiende eeuw de aandacht van buitenlandse bezoekers. Maar er zijn ook verschillende andere bijzondere, maar minder bekende voorbeelden, waaronder de in deze bundel behandelde vloer in Kasteel Amerongen | |
[pagina 15]
| |
1. De gebrekkige aansluiting van een nieuwe parketvloer op een historische vloer van granivertegels heeft schade tot gevolg (foto auteur, 2008)
(1674-1679) en het stadhuis te Weesp (1772-1774), of die in Museum Amstelkring te Amsterdam (ca. 1661), Paviljoen Welgelegen te Haarlem (1786-1789) en het Haagse Vredespaleis (1907-1913). Deze vloeren maken onderdeel uit van het architectonische totaalconcept en zijn daarmee van architectuurhistorische waarde. De vloer in de Oranjezaal reflecteert zelfs de architectonische structuur, zoals de vloer in Museum Amstelkring het bovenliggende plafond weerspiegelt. Opvallend is dat het vloerontwerp van de hoofdverdieping van Huis ten Bosch ook een deel van de buitenruimte voor het huis bevat.Ga naar eind3 In talloze grachtenpanden vormen de sterk geaderde wit marmeren vloeren vaak een fraai esthetisch tegenwicht van de rijke, decoratieve stucplafonds. Overigens wordt onze blik op historische vloeren, en dat blijkt ook uit de genoemde voorbeelden, gekleurd doordat natuurstenen vloeren bij talloze negentiende- en twintigste-eeuwse restauraties vanuit een historiserend perspectief zijn ingebracht.Ga naar eind4 Natuurstenen vloeren worden nog steeds meer gewaardeerd dan bijvoorbeeld houten vloeren. Ook in de twintigste-eeuwse architectuur is de vloer met enige regelmaat een wezenlijk onderdeel van de binnenhuisarchitectuur. Duidelijk zichtbaar is dat bijvoorbeeld bij de linoleumvloeren van het nieuwe bouwen, de marmeren vloeren in het Arnhemse provinciehuis, en de speciale compositie die Bram van der Leek en Piet Elling maakten voor de woonkamer van Villa Schöne te Blaricum. Bij dit laatste voorbeeld is zelfs sprake van een totaalontwerp waarin alle verschillende wanden (het plafond als vijfde, de vloer als zesde wand) als één geheel zijn bedacht (afb. 4). Echter, in het merendeel van de gevallen werden vloeren niet door de architect met de ruimte mee ontworpen, maar in tweede instantie als een utilitair element met een esthetische dimensie toegevoegd. Desondanks zijn de vloeren sterk medebepalend voor de zeggingskracht van een vertrek en daarmee van een gebouw. | |
[pagina 16]
| |
2. De historische houten vloer in de zaal van het huis Trompenburg te 's-Graveland (foto RACM, C. Steenbergh, opname omstreeks 1935)
| |
Waardering vanuit het materiaal en de afwerkingVloeren hebben ook een duidelijke waarde vanuit het materiaalgebruik. Door de eeuwen heen zijn zeer uiteenlopende materialen toegepast, zoals leem op boerderijvloeren, rondhout op hooizolders, natuursteen en parket in representatieve vertrekken, houten delen in ‘gewone’ vertrekken, tegels in werkruimten, linoleum in gangen en klaslokalen, en asfalt in bedrijfsruimten. Sommige materialen werden ontwikkeld voor specifieke toepassingen, maar werden vormgegeven | |
[pagina 17]
| |
3. De huidige natuurstenen vloer in de zaal van het huis Trompenburg, gelegd in 1958 (foto RACM, G.Th. Delemarre, 1958)
alsof het een ander, kostbaarder materiaal zou zijn. Zo zijn linoleumvloeren en zeil vaak vormgegeven als marmerimitatie of -evocatie, of als parket of tegelvloer, maar zelfs ook als tapijtimitatie. Daarmee vergelijkbaar zijn de beschilderde houten vloeren met tapijt- of natuursteenimitaties (afb. 5). Vloeren die zijn gemaakt van meer gebruikelijke materialen, of eenvoudig zijn vormgegeven, zoals houten delen of ongedecoreerde tegels, of vloeren die zijn gemaakt van materiaal dat een ander materiaal suggereert (zeil, geschilderde vloeren) worden vaak als te ‘eenvoudig’ dan wel als ‘onecht’ gezien. Omdat dit soort vloerafwerkingen bovendien ook nog eens minder duurzaam is dan natuursteen, worden ze | |
[pagina 18]
| |
4. Het oranjerode kleed in de huiskamer van het huis Schöne te Blaricum maakt deel uit van het totaalontwerp door Piet Elling en Bart van der Leck. Het vormt een tegenwicht voor de kleurige vlakken op muur en plafond (foto RACM, IJ. Heins, 1999)
vaak - zoals te verwachten - als eerste vervangen en sommige daarvan zijn inmiddels uiterst zeldzaam geworden. | |
Waardering vanuit de geschiedenis en het gebruikVloeren maken onderdeel uit van de bouwhistorische waarde van een gebouw. Daar waar verschillende vloeren over elkaar liggen, zeggen deze zowel iets over de bouwgeschiedenis als over de gebruiksgeschiedenis. De ontvangstvertrekken en de mooiste ruimten hadden logischerwijze de fraaiste vloeren wat betreft ontwerp, materiaalkeuze en afwerking. Elders werden vloeren van mindere statuur aangebracht. Afhankelijk van de modegevoeligheid en financiële draagkracht van de opeenvolgende eigenaren werden kostbare en modegevoelige vloeren al dan niet gehandhaafd. Beschilderde vloeren bevinden zich doorgaans op de eerste verdieping, vaak in (slaap)kamers. Deze kamers hadden vanouds een sobere uitmonstering en zijn minder vaak ingrijpend gerenoveerd dan andere meer statusgebonden vertrekken.Ga naar eind5 Talloze vloeren tonen getuigenissen uit het verleden, soms onvermoed. Uit slijtagesporen als gevolg van decennialang en intensief gebruik zijn soms verassende conclusies te trekken, zoals bijvoorbeeld blijkt uit de analyse van de eind-zestiende-eeuwse plavuizen- en bakstenen vloeren in de Mieropskameren te Utrecht.Ga naar eind6 Elders wijzen slijtsporen van matten op stenen tegels, afdrukken | |
[pagina 19]
| |
5. De geschilderde tapijtimitatie op de vloer in de grote kamer van de pastorie van Ouderkerk aan de Amstel (foto RACM, J. de Koning, 1999)
van naaldhakken, rijsporen van cateringtrolleys of vochtvlekken op intensief en praktisch gebruik (afb. 6). Soms bestaat een vloer in een specifiek vertrek uit verschillende soorten of generaties materialen, hetgeen functionele redenen kan hebben op of latere ingrepen kan duiden. Soms spelen economische redenen hierbij een rol. Een bekend type is de parketvloer waarvan het middengedeelte uit eenvoudige houten delen bestaat: dat gedeelte was bedoeld om door een tapijt te worden afgedekt. Een bijzondere casus in dit verband is de vloer in de grote eetzaal van jachthuis Sint Hubertus, ontworpen door H.P. Berlage en gebouwd in de jaren 1914-1920. Hoewel geld bij dit project aanvankelijk geen rol speelde, is het centrale gedeelte van deze vloer, waarschijnlijk wegens bezuinigingen tegen het einde van de bouw, een niet-afgewerkte cementvloer. Over dat gedeelte kwam immers toch een kleed. Hier gaan bouw- en gebruiksgeschiedenis samen met petite histoire. | |
Hiërarchische benaderingVloeren zijn een onlosmakelijk deel van de monumenten. Maar zij voegen ook waarde toe aan de gebouwen, ook al worden zij vooralsnog niet of nauwelijks als zodanig gewaardeerd. Het is dan ook | |
[pagina 20]
| |
6. De uitgesleten marmeren vloer in de gang op de begane grond van kasteel Nijenrode te Breukelen, veroorzaakt door het jarenlang schuren van het zand onder de mat (foto RACM, T. Hermans, 2006)
niet echt verbazingwekkend dat uit enkele Nederlandse zegswijzen blijkt dat de vloer negatieve bijbetekenissen heeft, zoals ‘ergens de vloer mee aanvegen’ of ‘gevloerd zijn’. Positieve bijbetekenissen heeft de vloer gelukkig ook, als pars pro toto van de begrippen ‘thuis’ en ‘werk’. In de erfgoedzorg lijkt echter vooral de negatieve connotatie wortel te hebben geschoten, anders was er wel meer waardering en aandacht voor de vloer geweest. De sleutel tot de onderwaardering van de vloer ligt wellicht in de hiërarchische benadering waar erfgoed - soms impliciet - mee te maken heeft. | |
Hiërarchie in de waardering van erfgoedIn de klassieke oudheid werden de vrije kunsten gedefinieerd, wat die kunstzinnige uitingen of disciplines in de navolgende eeuwen een enorme status gaf, maar wat ook tot gevolg had dat nieuwe kunstvormen niet automatisch diezelfde waardering kregen. Ook deze streefden echter naar erkenning. Een bekend voorbeeld daarvan is de schilderkunst, die zich evenwaardig achtte aan de dichtkunst; de dichtkunst was opgenomen in de klassieke canon van kunsten, de schilderkunst niet. We kunnen ons tegenwoordig nauwelijks voorstellen hoe invloedrijk de klassieke visie op de kunsten is geweest op de kunsttheorie in de latere eeuwen. Het is natuurlijk altijd de vraag in hoeverre kunstenaars en in ons geval de architecten zich daar iets van aantrokken, maar toch kan de klassieke invloed nauwelijks overschat worden. Daarmee is het fundament gelegd voor de waarderingshiërarchie in | |
[pagina 21]
| |
de moderne tijd. In het zeventiende-eeuwse Holland bijvoorbeeld werden hierover serieuze debatten gevoerd. Binnen de schilderkunst was er in dit tijdsvak duidelijk sprake van hiërarchie, met het uitbeelden van historische gebeurtenissen en het menselijk lichaam bovenaan de ladder en het uitbeelden van levenloze voorwerpen onderaan. Tot op de dag van vandaag is deze indeling, die ook in de handboeken is terug te vinden, bepalend voor de waardering van de schilderkunst. De beeldende kunsten, waarvan de schilderkunst deel uitmaakt, staat in de hiërarchie over het algemeen bovenaan. Dit werk van kunstenaars, een inmiddels geheel geaccepteerde beroepsgroep, heeft een profeterende status bereikt. Geheel anders is het gesteld met de kunstnijverheid, de toegepaste kunsten - voorwerpen van zilver, keramiek, hout enzovoort. Deze categorie wordt doorgaans ingedeeld naar materiaal en daarmee per definitie meer gewaardeerd vanuit de materie dan vanuit de kunst. De makers ervan ziet men als ambachtslieden, niet als kunstenaars. Of dat terecht is, kan worden betwijfeld, zeker als er vanuit categoriaal perspectief naar de toegepaste kunsten wordt gekeken. Er kan ook op een geheel andere manier sprake zijn van hiërarchie. Vast staat dat hiërarchie, rangorde, onderscheid met zich meebrengt, en onderscheiden impliceert waarderen. Onderscheid en waardering zijn beide kernbegrippen in de erfgoedsector: voorwerpen, gebouwen en landschappen met onderscheidende kwaliteiten worden op hun merites beoordeeld, gewaardeerd en vervolgens beschermd - of niet. | |
Hiërarchie tussen gebouwd erfgoed en de beeldende kunstenOok tussen gebouwd erfgoed en erfgoed dat als kunst kan worden betiteld is sprake van een hiërarchie. Gebouwen staan een stapje lager in de hiërarchie dan de zogeheten beeldende kunsten. Waarschijnlijk komt dat doordat gebouwen veel meer als nuttig gebruiksgoed worden beschouwd dan als beeldende kunst, waarvan de primaire functie schoonheid zou zijn. Een geval apart zijn de monumentale interieurschilderingen. In musea worden ezelschilderijen, maar ook de op groot formaat geschilderde doeken, met de grootste voorzichtigheid behandeld, en in toenemende mate worden zij bij restauratie met een tot aan de pijngrens opgerekte precisie onderzocht, en geconserveerd. Restauratieverslagen waarin alles in woord en beeld wordt vastgelegd zijn inmiddels gemeengoed. Interieurschilderingen in situ daarentegen worden tot op de huidige dag nog geregeld beschouwd als zijnde van mindere statuur, soms zelfs als een ‘behang’. En juist dit behang, of dat nu gaat over papieren of textielen behang aan de wand, dan wel het houten geschilderde ‘behang’ op de vloer, staat onderaan in de hiërarchie der kunsten. Duidelijk is dat interieurschilderingen inmiddels een plaats in de hiërarchie hebben verworven, want wie bijvoorbeeld zou het nu nog wagen een vijftiende-eeuwse schildering, hoe gebrekkig ook bewaard, te verwijderen? Maar voor interieurschilderingen uit de naoorlogse periode is dat minder evident. Vloeren hebben echter nog geen enkele status verworven. Als gevolg hiervan worden tot op de dag van vandaag eeuwenoude vloeren rücksichtslos verwijderd. Alleen in uitzonderlijke gevallen worden deze na een zorgvuldige documentatie onder een nieuwe vloer afgedekt (afb. 7). Worden de oude vloeren wel gehandhaafd, dan worden zij maar al te vaak met destructieve methoden behandeld of ‘gerestaureerd’. Als de normaalste zaak van de wereld worden reinigings-, boen- en parketschuurmachines ingezet voor het onderhoud van monumentale vloeren. | |
[pagina 22]
| |
7. Een tijdens de restauratie van kasteel Waardenburg in de Betuwe tevoorschijn gekomen versleten vijftiende-eeuwse tegelvloer, die, weliswaar gedocumenteerd, vanwege praktische redenen onder een nieuwe vloer zal verdwijnen (foto A. Viersen, 2008)
| |
Hiërarchie binnen de monumentenzorgOok binnen de monumentenzorg is sprake van hiërarchie. Deze hiërarchie komt op verschillende manieren tot uitdrukking. Bijvoorbeeld in de waardering voor specifieke gebouwtypen, stijlen en perioden. Zo staan kerken uit de middeleeuwen op een hogere trede van de hiërarchische ladder dan de kerken uit de negentiende eeuw en zeker die uit de twintigste eeuw. Kerken of kastelen (gebouwen die vanouds door de adel en geestelijkheid werden gesticht) staan in hun algemeenheid weer boven de monumenten van de ‘gewone’ mensen, de woonhuizen. Soms is dit onderscheid subtieler: als monumenten een bijzondere eigenheid van een volk uitdrukken. Omdat molens de iconen van Nederland zijn, kunnen ze boven hun status van industrieel monument uitstijgen. De identificatie met het gewone is in dit geval een pre bij de waardering. Een zijstapje in dit verband is de waardering voor de negentiende eeuw. Nog steeds worden negentiende-eeuwse reconstructies of restauraties - soms zelfs ongedocumenteerd - afgevoerd ten gunste van onze hedendaagse visie op de vroegere stijlfasen, zoals de middeleeuwen. Er is hier zelfs sprake van een anti-correlatie tussen onze waardering voor wat de grondleggers van de monumentenzorg toen op institutioneel vlak hebben bereikt versus hun verdiensten op het gebied van restauratie. | |
De vloerTerug naar de vloer. Van alle interieuronderdelen van de gebouwde monumenten - hetgeen op zich al ondergewaardeerd aandachtsgebied is in vergelijking met de van buitenaf zichtbare bouwkundige schil en de daaraan ten grondslagliggende constructie - staan enkele elementen op de laagste plaats. En dat zijn juist die onderdelen die primair als | |
[pagina 23]
| |
8. Het tijdschrift Goed Wonen vroeg in het nummer maart 1958 aandacht voor de vloer
gebruiksonderdelen worden gezien. Daartoe behoren op de eerste plaats de vloeren en installaties, maar ook bijvoorbeeld stoffering en sanitair. In de dagelijkse praktijk van de monumentenzorg blijkt maar al te vaak dat interieuronderdelen eigenlijk alleen worden gewaardeerd als ze ook als kunstvoorwerpen kunnen worden beschouwd. Maar aan deze status kan vrijwel geen enkele vloer voldoen. Vooral als de vloer samenvalt met materie - en dat is doorgaans het geval - wordt die meestal ondergewaardeerd en soms zelfs geheel niet gewaardeerd. Het is te hopen dat dit boek bijdraagt tot een grotere appreciatie voor historische vloeren en dat deze daarmee de plaats krijgen die hen eigenlijk toekomt: de waardering van de vloer als zesde wand, de wand die de basis is voor de ruimte en de drager van het gebruik (afb. 8). | |
[pagina 24]
| |
Beschilderde vloer in een achterkamer van het huis Brandestraat 32 te Geertruidenberg. Met weinig respect voor de bijzondere schildering is in deze vloer een gat gezaagd (foto RACM, G. Barbiers, 2002)
| |
[pagina 25]
| |
Een ‘zorgvuldig verwijderde’ vroeg-twintigste-eeuwse parketvloer. Destijds geleverd door een Duitse parketfabriek te Mergentheim (foto Interieurwacht Noord-Brabant, H. Schuit, 2008)
| |
[pagina 26-27]
| |
Een op afstond bestuurbare hoogwerker in de Nieuwe Kerk te Amsterdam. De rupsbanden laten zichtbare sporen achter op de natuurstenen vloer (foto RACM, T. Hermans, 2004)
|
|