Voorrede
Omdat zij mijn moeder was, verzocht men mij de voorrede te willen schrijven, wat mij een lieve, ofschoon niet gemakkelijke plicht is.
Zoolang ik terugdenken kan, zie ik ma zittend aan de schrijftafel, want zij moèst - al het andere opzij zettend - werken, werken voor anderen, en in dat kleine lichaam huisde een reusachtige wilskracht.
Of wij, kinderen, daarbij te kort kwamen? O neen! Zij was steeds om ons heen, zij onderwees ons en zorgde voor onze ontspanning en ik geniet nù nog van die kostelijke, veel te korte voorleesuurtjes, 's avonds in het knusse licht der lamp! En omgekeerd waren wij immers haar studiemateriaal en toetste zij die vele honderd andere kindertjes, die zij bereikte, aan haar - helaas niet ideaal - tweetal!!
Ja, wat het leven mij later ook bracht, mijn kostelijke jeugd kon het mij nimmer ontnemen en wie zal het zeggen of juist niet die jeugd een mensch de zoo noodige veerkracht geeft?....
Een gedeelte van den oogst van dit onverpoosde werk ligt thans vòòr U. Eerbiedige, trouwe en o zoo geschikte handen verzamelden en bewerkten dien. Wie had dit beter kunnen doen dan mevrouw S. Troelstra met heur frisschen geest, die de kinderen zoo onweerstaanbaar aantrekt? Wij stellen het hoogelijkst op prijs dat deze vrouw, ondanks haar zwakke gezondheid en overvloedig eigen werk, dit wilde doen, doen uit piëteit voor Nellie en uit waardeering voor haar werk.
Thans is de beurt aan U, lieve lezers! Gij kunt dit werk doen herleven in het hart uwer kleintjes en zoodoende hààr - Nellie's - innigen wensch een weinig in vervulling brengen: hier op aarde reeds een beter, gelukkiger en schooner leven op te bouwen!
L. SCHAANK-v. KOL.