Kinderversjes(1923)–Nellie van Kol– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende De slimme ooievaar. Een ooievaar stond in een poel en hield zijn rechterpoot wat koel. Hij keek al doende naar benêen, naar 't beeld dat in het water scheen... ‘Wat is dat voor een oolijk dier dat mij staat te begluren hier? Wat hoeft hij mij zoo aan te gapen, al mijn manieren na te apen? De minste buiging die ik maak, hij doet ze na, die rare snaak!... Nu, ga je gang maar, looze guit! We gaan eikaars geduld eens meten; want ik ben zinnens, moet je weten: zoolang jij niet vertrekt, ga ik den poel niet uit!’ Vorige Volgende