Verzen(1923)–Marie Koenen– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 31] [p. 31] De ban De ban, die haar doet dolen, Die heeft haar boos verjaagd Vanwaar zij was verscholen In 't hofken roze-omhaagd. De stilte was haar tente - Maar Liefdes mijmerlach Droom aâmend door de lente Haar wenkte naar den dag. Wenkt haar naar ijle kimmen, Bruid van een bleeken droom. De lach blijft bevend schimmen, Dag kwijnt in schemer-doom. Verlangen doet haar wanken. Maar 't laatste licht gaat dood. De lach in veeg verklanken Verzweemt als avondrood. Waar zal zij zich begeven? Het duister en de tijd Zijn, als nachts eeuwig leven, Een dood van eenzaamheid. Vorige Volgende