Handboek tot de moderne Nederlandse letterkunde
(1964)–G.P.M. Knuvelder– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina IV]
| |
Woord voorafWie van nabij meer dan een kwarteeuw het letterkundig leven in ons taalgebied heeft gadegeslagen, kan er niet dan met zekere huivering toe overgaan een overzicht samen te stellen van wat zich in die periode voltrok. Ook binnen zulk een kwarteeuw constateert men, op beperkte schaal, wat het verloop van een totale geschiedenis der letterkunde te zien geeft: een onmiskenbaar rhythme in de waardering van personen en werken. Namen die aanzienlijke aandacht hebben getrokken, zijn verbleekt en soms vergeten; andere zijn opgerezen, als de maan in de nachtelijke uren.
Aan dit proces komt - men denke aan het rhythme der waardering waaraan tot paren te groeperen auteurs als Vondel en Hooft, of Potgieter en Huet onderworpen zijn geweest en... blijven - geen definitief einde. Iedere cultuurperiode zal met háár maatstaven vroegere cultuuruitingen meten, en deze metingen zullen, zeker ten aanzien van zó aan subjectieve waardering onderhevige objecten als kunstwerken, tot uiteenlopende resultaten leiden. Dit element moet men verdisconteren in wat men wetenschappelijke geschiedschrijving van het verleden mag achten. Nochtans heeft de machtige hand van de strenge Meester Tijd ook in dit opzicht althans een zekere schiftende werking.
Mag men echter deze werking ook reeds actief achten ten aanzien van de ‘eigen’ tijd? Of is deze ‘eigen’ tijd - men denke hierbij aan de periode van 1916 tot heden - nog te weinig bestorven om een beoordeling mogelijk te maken? Het minste wat men er van zeggen kan is, dat de contemporaine historie nog maar matig is bestudeerd. Zó matig dat men hier met allerlei verrassingen rekening moet houden. Weliswaar zijn in het tijdsverloop van een kwarteeuw tal van reputaties ten onder gegaan. Met schrijver dezes herinnert ieder zich uit deze periode vele namen en vele titels van boeken en gedichtenbundels die indertijd de bewondering gaande maakten, maar die thans niet meer genoemd worden. Hun werking is beperkt gebleven tot bepaalde omstandigheden. Wie zou echter, anderzijds, durven volhouden dat objectieve bestudering en waardering niet opnieuw thans vergeten namen aan die vergetelheid zal ontrukken, onder-gewaardeerde repu- | |
[pagina V]
| |
taties naar boven zal halen, - men denke, voor een ook nog niet zo ver verleden als de negentiende eeuw, aan een novellist als Kneppelhout en een essayist als Polak -, en overgewaardeerde wat zal afzwakken?
Wel zeer klemmend spreekt deze verwachting ten aanzien van de eigen tijd in engste zin. Met betrekking tot de auteurs en producten daarvan gedragen wij ons als myopen, niet altijd opzettelijk, doorgaans onbewust, veelal verleid door wat publiciteitsorganen en de daarin niet zelden toegepaste litteraire tactiekGa naar voetnoot1 aan gezichtsbedrog opleveren. Toch heb ik gemeend ook deze nieuwste letterkunde (die vanaf 1940) in een zelfs vrij uitvoerig aanhangsel enigermate te moeten schetsen. Dat ik daarbij verre van volledig heb moeten blijven, spreekt wel vanzelf. Het was mij dan ook meer te doen om een - zéér voorlopig en zéér schematisch - overzicht van de tendenzen dezer nieuwste letterkunde dan om een behandeling van de (alle) figurenGa naar voetnoot2. Met het gevolg dat binnen het kader van deze tendenzen auteurs genoemd worden die op zich misschien niet zo belangrijk zijn als andere die daarbuiten staan en hier nog niet genoemd worden. De auteur moge gestreefd hebben naar een zo groot mogelijke mate van objectiviteit en alzijdige waardering, hij is er zich van bewust dat hij, onbewust en onbedoeld, bepaalde auteurs en werken onrecht moet hebben aangedaan. Dit volstrekt te voorkomen zou alleen mogelijk zijn door in het geheel niet te schrijven, althans niet te publiceren. Wie echter de belangstelling ten aanzien van dit onderwerp wil gerieven, moet de risico's nemen die aan zijn onderneming verbonden zijn. Hetgeen bij deze dus gebeurt. In de overtuiging overigens dat dit Handboek tot de moderne Letterkunde, het laatst verschijnend, het eerst verouderd zal zijn, eerder althans dan de vier delen van de Geschiedenis....
1953 |
|