Verzen(1894)–Willem Kloos– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 217] [p. 217] CXXXIII. Gij zult niet met een kroon op 't hoofd in 't Rijk Der Lettren zitten na uw dood, verdwaasden, Gij knutslaars ijdlijk, die alleen maar aasden Om eens te zitten, niet voor 't Volk, te prijk Voor boeren, die dan zouden zeggen: ‘Kijk, Dat 's óók een knappe dichter, maar 'k bereik Er niets van, met mijn dom hoofd, 't zijn verraasden, Die liever zorgen moesten dat zij kaasden.’ O allen gij, die meent te zijn een dichter, Maakt toch u-zelf een aantal ponden lichter En weet wel dat onze echte kunst slechts daar staat, Waar zij oprecht fier op haar beenen waar staat, Weet toch dat Uw taal slechts in mijn hand 's veilig, Wijl Zij slechts in mijn hart is heilig, heilig. Vorige Volgende