De onbevoegdheid der Hollandsche literaire kritiek
(1980)–Willem Kloos, Albert Verwey– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina I]
| |
[pagina 3]
| |
Wij hebben eenige feiten mede te deelen, die zeer lachwekkend en tegelijk zeer ernstig zijn. Ziet hier wat is geschied. | |
I.De schrijvers dezer brochure hebben reeds meer dan eenmaal in ‘de Nieuwe Gids’ betoogd, dat het grootste deel der Hollandsche ‘Letterkundigen’ van heden géén letterkundigen zijn, en alleen in zooverre geacht kunnen worden met de letterkunde in eenig verband te staan, als zij zich van de letters van het alfabet bedienen, om hunne werken in rijm en onrijm samen te stellen. Deze bewering is opgenomen zooals zij verwacht hadden: men heeft hen naar de bewijzen voor hunne meening gevraagd. Tot dusverre hebben zij zich tevreden gesteld op het eenignoodige bewijs, op de voortbrengselen dier heeren zelve aandachtig te maken, maar op dit oogenblik zijn zij zoo gelukkig andere bewijzen in handen te hebben, zóo treffend, dat ook de gedaagden niet zullen kunnen nalaten de oogen te openen en aan hunne eigene onbekwaamheid geloof te slaan. De schrijvers dezes zullen dan ook zoo vrij zijn die bewijzen aan het onbevooroordeelde publiek over te leggen. Zij doen een beroep op het gezond verstand van alle verstandige en eerlijke Nederlanders, nu zij op het punt staan eenige onthullingen te doen omtrent den toestand onzer hedendaagsche literaire critiek.
***
Zooals wij zeiden, wij hadden verwacht dat onze bewering op de ongeloovigheid van ten minste een gedeelte onzer lezers | |
[pagina 4]
| |
zoude stuiten en wij hebben daarom getracht onze bewijzen te verkrijgen volgens de methode der wetenschap zelve en op een manier, die allen verderen twijfel onmogelijk maakt. Zooals de scheikundige zijn experimenten neemt op de stoffen der natuur, en verschillende stoffen tezamen brengt om te zien hoe zij reageeren op elkander en wat uit hare onderlinge aanraking ontstaat, zoo hebben wij óns experiment genomen op de hersenen der vaderlandsche critici en de uitkomst heeft geleerd, dat wij ons niet hadden bedrogen, dat die hersenen gereageerd hebben, zooals wij het ons hadden voorgesteld. Wij zagen hoe jaar in, jaar uit, de onnoozelste klinkklank, de zotste voortbrengselen van dichtlustigen zonder talent door de tijdschriften werden geprezen en geroemd als waarachtige poëzie, en wij hebben ons op onze beurt neêrgezet om te zingen zonder hartstocht en te schrijven zonder zin. Wij hebben, onder schaterlachen, - er op los gerijmd en gerijmd en gerijmd: wij hebben de dolste intrige afgesponnen in de onzinnigste verzen; wij hebben een hoop banaliteiten, obsceniteiten, opgeschroefdheid en volslagen onzin bijeen verzameld tot een bundel; wij hebben dien bundel uitgegeven onder een pseudoniem.... en de critiek heeft algemeen dien bundel ten zeerste geprezen en er zijn zelfs velen, die hem in de hoogte hebben gestoken ten koste van onze heusche, ernstige verzen in het tijdschrift ‘de Nieuwe Gids’. Wij hebben het genoegen, bij deze aan publiek en letterkundigen mede te deelen, dat wij de eigenlijke auteurs zijn van den bij W. Gosler te Haarlem uitgekomen ‘roman in verzen’: ‘Julia, een verhaal van Sicilie, door Guido’.
***
Dat onze proefneming op de geestvermogens der Nederlandsche recensenten dit verrassende resultaat ten gevolge had, kan alleen verklaard worden, als men aanneemt: dat de Nederlandsche recensenten van dingen spreken, die zij niet verstaan, dat hun oordeel des onderscheids in zake literaire kunst | |
[pagina 5]
| |
van nul en geener waarde is, dat zij groen voor rood aanzien en zwart voor wit. Wat toch is het geval? Een paar vroolijke literatoren, door de Muze van den nonsens geïnspireerd, flansen op eenige regenachtige achtermiddagen een dwaas verhaal op rijm tezamen, waar de belachelijkste beeldspraak en de holste frasen worden afgewisseld door de tastbaarste wartaal.... en de heeren critici wentelen zich in genot; zij savoureeren de frasen en zijn voor de wartaal blind: zij stampen en kloppen en juichen hun bewondering den gefingeerden dichter tegen: zij zeggen van een troep idiote verzen, dat het een bijzonder fraai gedicht is.
Wij gelooven, dat wij hier zeer duidelijk zijn.
Thans hebben wij slechts onzen lezers de documenten voor te leggen, waarmede niet wij, maar de aan de kaak gestelden zelve zich beijveren hunne eigene onbevoegdheid en onkunde aan den dag te brengen.Ga naar voetnoot1) |
|