Dood van een oude man
Vlakbij het huis van Anita C. in Geleen waar vorige week drie babylijkjes werden gevonden, staat een flat. Zo'n duiventil, gebouwd om in het kader van de volkshuisvesting zoveel mogelijk mensen op te hokken. In een van die hokjes vonden schilders in augustus 2008 het lichaam van een man van tachtig. Volgens de politie was hij rond Kerstmis overleden en lag hij daar dus al negen maanden. In de krant zei een medebewoner: ‘Het is vreselijk dat zoiets in deze tijd kan gebeuren. Niemand heeft iets gemerkt of geroken.’
Nee, de buurtbewoners hadden de man niet gemist. Ze dachten, zeiden ze, dat hij in een verzorgingstehuis was opgenomen. Het lichaam dat in verregaande staat van ontbinding verkeerde werd afgevoerd, de politie maakte proces-verbaal op, de krant schreef er een stukje over en dat was het dan. Waar de nagedachtenis van de baby's van Anita C. geëerd werd met knuffels, tekeningen en kaarsjes, kwam niemand op het idee bij de deur van de oude man een fles oud bruin, een doosje sigaren of een flacon vieux te leggen. Hoe langer het leven, hoe minder het medeleven.
Kindermoord, hoe gruwelijk ook, is van alle tijden. God had maar even hoeven te knikken en Abraham had zijn pasgeboren zoon Izaäk gedood. Maar dat mensen die in een groot gebouw op elkaars lip leven, geheel onopgemerkt negen maanden dood op de bank kunnen liggen, is iets van deze tijd. Juist iets van deze tijd. We kennen alleen uitersten. Of exhibitionistisch medeleven, of totale onverschilligheid.