| |
| |
| |
Inleiding
't Is niet veel goeds wat
Franciscus Lievens Kersteman aan anekdotes weet op te
dissen over
Jacob Campo Weyerman. Deze beroemde en beruchte
achttiende-eeuwse schrijver zou zich schuldig hebben gemaakt aan amoureuze
veroveringen, oplichterijen, flessetrekkerijen, vals spelen en wat al niet. Een
vrijbuiter, een vrijdenker, een charlatan, een libertijn, een onbetrouwbaar
sujet was die Weyerman, als we Kersteman mogen geloven.
En velen geloofden Kerstemans
Zeldzaame levens-gevallen van J.C. Wyerman, dat in
1756 in druk verscheen, en het
Aanhangzel uit 1763. De waardering voor Weyermans
oeuvre nam daardoor sterk af, omgekeerd evenredig met de waardering van zijn
biografie. Tot ver in de twintigste eeuw zou Weyerman als charlatan in de
literatuurgeschiedenis verschijnen, met nauwelijks of geen bespreking van zijn
werk: geschriften van iemand met zoveel op zijn kerfstok zijn per definitie
niet vermeldenswaard. Inmiddels is het tij gekeerd. Weyermans werk staat volop
in de belangstelling. Dat hij zich naar toenmalige of hedendaagse normen soms
misdragen heeft, vindt men, doet niets af aan zijn schrijverskwaliteiten. Maar,
vraagt de lezer zich misschien af, welke streken dichtte Kersteman eigenlijk
Weyerman toe?
| |
Inhoud Zeldzaame levens-gevallen van J.C.
Wyerman
Deel 1
Het begint al met Weyermans verovering van een Bredase schone met
wie hij zich op achttienjarige leeftijd vermaakt in zijn schildersatelier.
Tegen de zin van zijn moeder, die hem dan ook het huis uit schopt. Een reizend
bestaan volgt.
Onderweg naar Parijs verleidt hij een jong meisje, dat hij weer
aan de kant zet als ze zwanger blijkt. In Parijs beproeft hij zijn geluk met de
dobbelstenen en neemt een actrice als maîtresse. Deze doortrapte dame
giet Weyerman echter vol drank en gaat er met zijn geld vandoor. Daarna, als
kamerdienaar, vergrijpt hij zich aan de dochter des huizes, zodat hij gedwongen
is baan en stad de rug toe te keren.
In Lyon ontmoet Weyerman de beruchte rover Cartouche, met wie hij
vriendschap sluit: een hechte vriendschap. Zij maken er geen probleem van
wanneer blijkt dat ze het allebei gemunt hebben op een knappe | |
| |
Lyonese dame (En passant beschrijft Kersteman een staaltje van
Cartouches roverspraktijken).
Weyerman is inmiddels in Rome gearriveerd, waar hij een gesprek
voert met de paus in eigen persoon. Dat deze niet echt tevreden is over
Weyermans atheïstische denkbeelden, is duidelijk. Met de schilder Anthony
van Dyck bevrijdt hij in Rome de mooie mevrouw Volto. Haar man heeft haar in
een onderaards hol opgesloten omdat zij hem ontrouw geweest zou zijn. Hij
vergist zich, zo blijkt. Later zal Weyerman proberen mevrouw Volto te schaken,
maar zij ontsnapt en trekt zich in een klooster terug (Kersteman verhaalt nog
een vergelijkbare geschiedenis).
Hierop volgt Weyermans kennismaking met een alchimist in Bern, die
blijkbaar de steen der wijzen heeft gevonden; uiteraard verleidt Weyerman diens
fraaie maitresse. In Leipzig beleeft Weyerman een avontuur met de zakkenroller
Zaldersteiner. Weyerman wordt beroofd, ondanks zijn eigen vingervlugheid, maar
weet op slinkse wijze meer dan zijn eigen geld terug te krijgen. Dit blijft
echter niet lang in zijn bezit doordat zijn vroegere Parijse maitresse en haar
handlangers hem, in Dusseldorp, wederom beroven. Weliswaar kan Weyerman zich
van de boeven ontdoen, maar hij blijft met zijn ex zitten. Door zijn toedoen
belandt ze kort daarna achter de tralies, waarna Weyerman zijn biezen pakt.
| |
Deel 2
Terug in Breda neemt Weyerman de draad van zijn
verkwistende leven weer op; het erfenisje van zijn ouders is er snel
doorheengejaagd. Vele goedgelovige schuldeisers laat hij achter, wanneer hij
met de noorderzon vertrekt, onder anderen kleermaker Wierixs en pruikmaker
Stokkermans. Onderweg naar Den Haag licht hij ook nog een schout
op. Daar boekt Weyerman zijn eerste schrijverssuccessen. Zijn leven lijkt hij
gebeterd te hebben. Na enkele jaren durft hij Breda weer te bezoeken: zijn
schuldeisers zullen hem wel vergeten zijn.
Het gaat echter snel weer mis. Weyerman gaat er met Gerritje
Arends, het nichtje van zijn gastheer, vandoor. Dankzij de spitsvondigheid van
Weyerman wordt de gastheer opgeborgen achterslot en grendel, en kan Gerritje
geld en juwelen in haar reisbagage meenemen. Weyerman wordt door de magistraat
van Breda verbannen uit de stad, maar op dat moment heeft hij er weinig weet
van. Met zijn geliefde zit hij in Londen, waar in rap tempo het geld van
Gerritje wordt opgemaakt. Nadat blijkt dat ze zwanger is, schudt hij haar op
handige wijze van zich af. Daarna misleidt hij herbergier Spencer, bij wie hij
een tijdelijk en royaal onderko- | |
| |
men had gevonden. Hij klopt Spencer
een vermogen uit zijn zak en vertrekt.
In Oxford ontmoet Weyerman Floris Frontinjacq (Voor Kersteman
gelegenheid een sterk verhaal te vertellen over diens belevenissen met de graaf
van Koningsmark: in een spookkasteel worden ze overvallen door valsemunters die
de graaf weer van zich weet af te schudden). Beide vrienden raadplegen een
waarzegster, barones Houlonnette. Zij voorspelt de spoedige dood van
Frontinjacq en het levenseinde van Weyerman in de gevangenis. Na, inderdaad, de
dood van zijn vriend licht Weyerman de hielen om zijn schuldeisers te
ontlopen.
| |
Deel 3
We komen Weyerman weer tegen in Delft waar hij een
zoon heeft verwekt bij zijn huishoudster. Zonder hen vertrekt hij naar
Amsterdam, waar hij huisleraar wordt in een regentenfamilie. Het
keurige milieu waarin hij verkeert, beknelt hem echter. Hij houdt het er niet
lang uit, pakt zijn succesvolle schrijverspen weer op, schrijft onder meer over
zijn werkgever die hij zojuist heeft verlaten, en wordt dankzij dit satirische
stukje afgerost door de reusachtige Wouterje Duivelsterk.
Als schilder neemt Weyerman het op tegen een Italiaanse collega.
Hij verliest de weddenschap maar tijdens een kaartspel krijgt Weyerman door
vals te spelen zijn verloren geld terug. De schrijver Weyerman wint het echter
van de schilder Weyerman in geraffineerdheid. Hij schrijft anonieme
smaadschriften, en strijkt zelfs het geld op dat belasterden als beloning
stellen aan degene die de lasteraar kan onthullen.
Ook de totstandkoming van het huwelijk van Weyerman verloopt niet
geheel smetteloos. Hij ontmoet in de trekschuit een onschuldig meisje dat hij
mee lokt naar Amsterdam. Haar ouders horen niets meer van haar en vrezen haar
dood. Doch Weyerman weet hen te verrassen en dwingt hun instemming en een
bruidschat af. Uit dit huwelijk krijgt hij twee zoons. Zijn vrouw overlijdt na
vier à vijf jaar en laat de kinderen in wanhoop en verdriet achter. Hij
zou nooit meer trouwen. Zijn oplichterspraktijken neemt hij echter weer spoedig
op. Zo helpt hij een bankroetier diens Leidse schuldeiser van zich af te
schudden.
De slimheid en intelligentie van Weyerman komen ook tsaar Peter
ter ore. Deze is in Amsterdam zich aan het oriënteren op de
scheepstimmerwerf en bij zijn vertrek doet hij huize Weyerman aan. Tsaar Peter
verzoekt hem mee te reizen naar Rusland om historieschrijver aan het hof te
worden. Doch Weyerman bedankt voor de eer. Vervolgens bezoekt hij in | |
| |
het spinhuis de beeldschone Pretioza, op wie hij ondanks het recente
verlies van zijn vrouw verliefd raakt. Tevergeefs, want ook zij overlijdt
(Intussen heeft Kersteman wel uitgebreid haar liefdesavonturen verhaald).
| |
Deel 4
Na zijn inwijding als vrijmetselaar krijgt Weyerman 's nachts
ongewenst bezoek: een bedelaarsjongen die hem kennelijk wil betrappen op
mogelijk verraad van vrijmetselaarsgeheimen. Kersteman beschrijft Weyermans
goede inborst want deze begeleidt daarna de jongen in diens
schrijverscarrière.
Met zijn spitsvondig schrijven verdient Weyerman een goed belegde
boterham en hij krijgt zelfs een aanbod als spion te gaan werken, hetgeen hij
overigens afslaat. Aan zijn avonturen komt geen einde, lijkt het. Want in de
postkoets zit hij met een gezelschap dat vol lof over Weyerman spreekt.
Weyerman converseert vrolijk mee en hoort een van de inzittenden de wens
uitspreken: was Weyerman ermaar op de bruiloft van nicht Dina! Dat is tegen
geen dovemansoren gezegd en op de bruiloft zelf sluipt Weyerman
‘even’ weg met de gelukkige bruid.
's Ochtends, zo beschrijft Kersteman het leven van de schrijver,
maakt Weyerman vaak een wandelingetje. Zo ontmoet hij een lieftallig meisje,
een maîtresse van een stadgenoot. Weer een verovering van Weyerman.
Het laatste avontuur van Weyerman gaat over afpersing: voor de
prijs van twee zilveren kandelaars belooft Weyerman zijn slachtoffer te sparen
in zijn geschriften. Dit geval leidt tot zijn vlucht naar Vianen,
zijn arrestatie en zijn gevangenschap in de Gevangenpoort in Den
Haag. Daar zit hij dan: met pen en papier, een gecensureerde lijst met
onderwerpen om in zijn geschriften te behandelen, en een menigte door hemzelf
gedresseerde muizen.
| |
Deel 5
Kersteman begint zijn Aanhangzel met een biografische
schets van Weyermans moeder,
Elisabeth Sommerell, ook genaamd Lys Sint Mourel. Aan
de orde komen: haar afkomst, haar geschiedenis waarin zij als jonge meid
verkracht wordt, haar vermomming tijdens haar vlucht als jongeman en haar
indiensttreding bij legerkapitein Campo Plantines. Gedurende haar krijgsdienst
blijft haar vermomming onopgemerkt, wat haar in staat stelt allerlei avonturen
te beleven die het soldatenleven eigen zijn. Na haar ontmaskering wordt haar
onverschrokkenheid beloond door Willem III met een jaarlijk spensioen. Uit
dienst vertrokken trouwt ze; haar zoon ver- | |
| |
noemt ze naar de
legerkapitein Campo Plantines.
Hierop vervolgt Kersteman met zijn biografica over Weyerman. Hij
beleeft wat avonturen in de trekschuit Leiden-Utrecht
en later die van Gouda-Amsterdam. Op de laatste route
ontmoet hij twee opgesmukte Amsterdamse hoeren met wie hij in een aangenaam
gesprek verwikkeld raakt. Ze worden helaas van de boot gehaald: door
gerechtsdienaren die de dames een plaats in het spinhuis hadden toegedacht.
In Rotterdam leert Weyerman een getrouwde, simpele
ziel eigenhandig hoe je onvruchtbare vrouwen toch zwanger kunt maken. En wordt
het huis uit gesmeten. Vervolgens is hij de beruchte gauwdief Jan Rogier te
slim af (over wie Kersteman pagina's lang uitweidt).
| |
Deel 6
In dit laatste deel tracht Kersteman aan te tonen dat Weyerman
niet alleen slechte maar ook goede daden verricht. Alleerst treedt Weyerman op
als huwelijksmakelaar. In Rotterdam helpt hij een goede vriend, later weer een
kapitein van een koopvaardijschip.
Uitgebreid komen vervolgens de belevenissen met de Baron van
Sybergter sprake. Deze alchimist heeft de steen der wijzen gevonden en belooft
zijn vriend Weyerman koeien met gouden horens. Ze nemen het er alvast van: met
de zogenaamde nicht van Weyerman, het Haagse hoertje Caleton, gaan ze een
rondtoer maken, verkleed als de prins van Japan en diens gevolg. Uiteraard
wordt het gezelschap ontmaskerd. Als kwade vrienden gaan beide heren uit
elkaar.
Zijn hulp aan de jongeman die verliefd is op een rijke weduwe, zou
Weyerman later noodlottig worden. De weduwe heeft namelijk geen trek in de
jongeman, waarop deze snode listen moet verzinnen. Hij vraagt Weyerman, tegen
ruime betaling, in diens tijdschrift een lasterlijk stuk te schrijven over de
weduwe en een aankondiging van een vervolg erop. Dit gebeurt. Maar de weduwe
laat Weyerman bij zich komen, die, verliefd geworden, direct van zijn verdere
smadelijkheden afziet. Tegen zijn verwachting in krijgt hij hier echter geen
geldelijke beloning voor. Als ze hem niet snel twee zilveren kandelaars laat
bezorgen, schrijft hij haar later, dan publiceert hij zijn voorgenomen artikel
alsnog! Ze geeft hieraan gevolg, maar desondanks - zij het buiten toedoen van
Weyerman - verschijnt haar levensverhaal in de pers.
Andere afpersingspraktijken van Weyerman volgen. Men raakt beducht
voor hem en zijn venijnige geschriften. Men mijdt zijn gezelschap, tenzij men
hem tegen betaling een stekelig stukje wil laten schrij- | |
| |
ven. Voor
geld doet Weyerman alles, zo blijkt ook uit het verhaal waarin hem verzocht
wordt te schrijven over het huwelijk van een voornaam heer met zijn werkmeid.
Nog voordat dit gebeurt, krijgt het slachtoffer van Weyermans pen er weet van
en koopt hij het lasterlijke stuk af.
De haat van Weyerman jegens gierigaards doet hem geheel
belangeloosde zielige zuster van een vrekkige woekeraar bijstaan. Kersteman
verhaalt tevens het voorval in een Scheveningse herberg, waar Weyerman een
kennis, een klaploper, een truc levert waardoor die voorgoed is genezen van
zijn gierigheid.
Afpersingspraktijken en bedreigingen nopen Weyerman uiteindelijk
te vluchten naar de vrijplaats Vianen, maar zelfs daar weet de sterke arm hem
te vinden. In de Gevangenpoort in Den Haag wacht hij zijn vonnis af:
levenslang. Daar schrijft hij een zestal vertogen: over de vrijheid, de
vriendschap, de liefde, het huwelijk en over het karakter van schrijvers.
En met de ‘letterlijke’ weergave van deze vertogen
beëindigt Kersteman zijn biografie over Jacob Campo Weyerman.
|
|