De Bredasche heldinne
(1988)–Franciscus Lievens Kersteman– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 7]
| |||||||||||||
InleidingIn 1751 vond te Breda een merkwaardige gebeurtenis plaats: een van de soldaten die er in garnizoen lagen, een soldaat die al jarenlang in dienst was en bovendien getrouwd, bleek een vrouw te zijn. Deze ontdekking deed veel stof opwaaien. Er verschenen berichten in de pers,Ga naar voetnoot1 er werd een lied op haar gemaakt, en er werd een boek gepubliceerd, waarin zij haar levensverhaal vertelde. De levensloop van deze vrouw, Maria van Antwerpen geheten, is verder goed gedocumenteerd in archiefstukken. Het belangrijkste daarvan is een rechterlijk verhoor uit 1769, nadat ze voor de tweede keer in mannenkleren, en voor de tweede keer met een vrouw getrouwd, in Gouda was gearresteerd. In haar verhoor voor de Goudse rechtbank vertelde ze veel over haar verleden. Het leven van deze vrouw-in-mannenkleren heeft dus een uitgebreide en gevarieerde schriftelijke neerslag gekregen. Drie teksten zijn in deze uitgave opgenomen: het boek waarin zij haar levensloop tot 1751 verhaalt, getiteld De Bredasche Heldinne, het verhoor uit 1769, en een overgeleverd lied.Ga naar voetnoot⋆ | |||||||||||||
1. De Bredasche HeldinneDe Bredasche Heldinne, verschenen in 1751, is uit verschillende oogpunten interessant. Het is een van de eerste werken van de jurist-literator Franciscus Lievens Kersteman, en als zodanig is het een Nederlands voorbeeld van populair proza met het travestie- en picareske motief. Tevens is het een historisch egodocument, een belangrijke bron van kennis over het leven van de hoofdpersoon, Maria van Antwerpen. Haar leven was bijzonder, maar niet uniek: er waren veel meer vrouwen die in de 17e en 18e eeuw besloten als man door het leven te gaan. De Bredasche Heldinne leert ons veel over deze travestie-traditie. De Bredasche Heldinne wordt aan de lezer gepresenteerd als de autobiografie van Maria van Antwerpen, zoals genoteerd door ‘F.L.K.’ (F.L. Kersteman). De auteur schrijft in het voorbericht dat hij Maria's belevenissen | |||||||||||||
[pagina 8]
| |||||||||||||
uit haar eigen mond heeft vernomen, en dat hij alles heeft neergeschreven ‘naar de letter der waarheyd’ en ‘in sooverre haar eyge verhaal belangd’. Bovendien schrijft hij dat hij zijn best heeft gedaan om datgene wat Maria hem vertelde te controleren, wat ‘de gewenschte uytwerkingen’ had. Tenslotte verzekert hij de lezers nogmaals dat de tekst ‘in alles woordelyk [is] overeenkomende met het geene sy my de eer heeft gedaan mondeling te verhalen’.Ga naar voetnoot2 Deze zo nadrukkelijk geuite beweringen hoeven we niet op het eerste gezicht te geloven. Achttiende-eeuwse auteurs presenteerden hun fictionele romans graag als werkelijkheid, en kozen vaak de vorm van een autobiografie. Maar in dit geval is het zeker dat Maria van Antwerpen een historische persoon is, en ook is het, zoals we zullen zien, aannemelijk dat Kersteman haar persoonlijk gesproken heeft. Bovendien biedt het verhoor in Gouda, 18 jaar na het verschijnen van De Bredasche Heldinne, uniek vergelijkingsmateriaal. Dit verhoor is zeer uitvoerig, en de rechters toonden ook interesse voor de periode tot 1751. Om Maria's verhalen te controleren, liet de schout zelfs elders gegevens inwinnen over haar. Zo is er een brief van de schout van Amsterdam, die op verzoek van zijn Goudse confrater inlichtingen heeft ingewonnen bij de buren van Maria.Ga naar voetnoot3 Daarnaast is vergelijking mogelijk met een geheel andersoortige tekst, een nieuwslied dat over het geval werd gemaakt. Tot in de negentiende eeuw was het gebruikelijk dat een sensationele gebeurtenis in een lied verwerkt werd, dat op straat door zangers werd vertolkt. Dit nieuwslied staat het verst van de werkelijkheid af, vooral omdat we het slechts kennen in een versie van ongeveer een eeuw later. Geen van de drie hier opgenomen bronnen kan ons echter ‘de’ waarheid geven. Elk biedt slechts een versie van de werkelijkheid; de rechters, de schrijver Kersteman, de liedzangers, het publiek, en niet te vergeten Maria van Antwerpen zelf - ze hebben allen hun eigen eisen, verlangens en verwachtingen ten aanzien van het vertelde levensverhaal. In De Bredasche Heldinne heeft Maria van Antwerpen zich misschien willen rechtvaardigen, maar mogelijk ook wilde ze bij het publiek bekend raken als een dappere, geestige of schrandere vrouw. Kersteman wilde ongetwijfeld een leesbaar en goed verkopend boek schrijven, maar misschien was hij ook oprecht begaan met het lot van Maria en wilde hij haar zaak in een zo gunstig mogelijk daglicht stellen. De verhoren zijn tot stand gekomen in de samenspraak - of het gevecht - tussen een verdachte, die de neiging zal hebben zich te rechtvaardigen, en de rechters, die misschien behoefte hebben aan | |||||||||||||
[pagina 9]
| |||||||||||||
een juridisch goed hanteerbare ‘zaak’. Deze beide teksten hebben echter wel gemeen dat Maria er zélf in aan het woord komt. Al vinden we er mogelijk niet de werkelijkheid in terug, we krijgen in elk geval inzicht in de wijze waarop Maria over zichzelf sprak en zichzelf presenteerde. Voor het nieuwslied geldt dit niet; dat is meer een reactie van buitenaf, en niet toevallig vinden we hier de duidelijkste sporen van mythevorming. | |||||||||||||
2. Maria van AntwerpenMaria van Antwerpen werd op 17 januari 1719 te Breda katholiek gedoopt als het zevende kind, de tweede dochter van Jan van Antwerpen en Johanna de Swart.Ga naar voetnoot4 Na Maria werden er nog twee kinderen geboren. Haar vader was een niet onbemiddeld burger. Zijn beroep was brandewijnstoker, en getuige notariële acten bezat hij huizen en grond. Op het eind van zijn leven ging het met Jan van Antwerpen echter financieel bergafwaarts. Hij stierf als ‘kraankind’, dat wil zeggen arbeider in de haven.Ga naar voetnoot5 Zijn vrouw en hij werden echter wel met enige kosten en ceremonieel begraven. Deze gegevens, verkregen uit archiefonderzoek, komen in grote trekken overeen met de informatie in De Bredasche Heldinne. Verschillen zijn er wel. In het boek staat dat haar ouders dertien kinderen kregen, maar in de archieven staat de doop van slechts negen geregistreerd.Ga naar voetnoot6 Mogelijk zijn er kinderen buiten Breda gedoopt of telde Maria ook doodgeboren kinderen mee. Misschien ook vond zij of Kersteman het getal dertien zo aantrekkelijk als ongeluksgetal, dat de waarheid geweld is aangedaan. Hetzelfde geldt voor het verhaal dat ze, als ze geen meisje was geweest, de gelukbrengende zevende zoon zou zijn geweest.Ga naar voetnoot7 Opvallend is, dat in De Bredasche Heldinne Maria ten onrechte in het jaar 1730 geboren heet te zijn. Voor de Goudse rechtbank gaf Maria haar juiste geboortejaar op, maar ze vertelde haar levensverhaal zodanig, dat het verder overeenkwam met de feiten en chronologie in De Bredasche Heldinne. Hiermee stuiten we op een eerste | |||||||||||||
[pagina 10]
| |||||||||||||
mystificatie in haar leven. Maria heeft bij het dienstnemen als soldaat haar leeftijd lager opgegeven om haar baardeloosheid te verklaren; bij haar tweede periode van militaire dienst deed ze hetzelfde. Dit verklaart echter niet de zorgvuldigheid waarmee in De Bredasche Heldinne de details van haar verhaal worden aangepast aan het geboortejaar 1730. Nog verbazingwekkender is het te zien hoe ze in het verhoor van 1769 deze jaren omzeilt, waardoor ze elf jaar van haar leven wegmoffelt.Ga naar voetnoot8 Maria werd in 1727, toen ze acht jaar oud was, uitbesteed bij een tante. In haar verhoor uit 1769 spreekt ze veel negatiever over deze tante dan in De Bredasche Heldinne. Haar vader en moeder stierven kort na elkaar, in 1731 en 1732.Ga naar voetnoot9 In het boek en in haar verhoor noemt ze een aantal werkgevers te Breda, onder wie een burgemeester, bij wie ze als meid gewerkt heeft.Ga naar voetnoot10 Te samen omvatten deze dienstjes een tijd van zes jaar, maar Maria geeft niet aan in welke jaren deze vallen en of ze een aaneengesloten periode vormden. Probeert ze wellicht een huwelijk te verbergen? Op 3 februari 1743 trad in het dorpje Beesd in Gelderland ene Maria van Antwerpen in het huwelijk.Ga naar voetnoot11 Ze gaf op in Wamel geboren te zijn, maar in de archieven van Wamel werd geen spoor van een familie Van Antwerpen (een weinig voorkomende familienaam) aangetroffen. Ook de man, Ot Walsteijn, is te Beesd een onbekende. Het is dus niet ondenkbaar dat Maria, weggelopen uit Breda, een kortstondig huwelijk heeft aangegaan, dit mogelijk in onmin met haar familie, wat de reden zou kunnen zijn geweest om een andere geboorteplaats op te geven. Dat laatste was in een tijd zonder burgerlijke stand heel eenvoudig. Hoewel niets met zekerheid is te zeggen, zou dit veel verklaren, want een beschuldiging van bigamie zou op zijn minst een strafverzwarende factor zijn geweest. In De Bredasche Heldinne wordt verteld hoe ze in 1746 met het gezin van haar toenmalige werkgever, een luitenant in het Staatse leger, naar Wageningen trok. Toen ze in december van dat jaar, door het zeer slechte weer, van een familiebezoek in Breda langer wegbleef dan was afgesproken, vond ze een ander in haar plaats. Door nood gedreven - dienstboden werden immers pas weer per 1 mei aangenomen en 's winters was er verder ook weinig werk - nam ze het besluit mannenkleren aan te trekken en dienst te nemen als soldaat. Vermomd als kleermaker - met naalden op haar mouw gespeld als teken van dat beroep - vertrok ze uit Wageningen, | |||||||||||||
[pagina 11]
| |||||||||||||
op weg naar de garnizoensplaats Grave. Het kostte haar weinig moeite om als soldaat in dienst genomen te worden; hoe dat gebeurde, vertelt ze op vermakelijke wijze in De Bredasche Heldinne. Vanafdat moment was ze ‘Jan van Ant’, geboren in Arnhem, 16 jaar oud. De in de De Bredasche Heldinne genoemde gegevens van troepenbewegingen, bevelhebbers, en militaire gebeurtenissen, worden in andere bronnen bevestigd.Ga naar voetnoot12 Sinds 1747 was de Republiek in oorlog met Frankrijk, wat het grote aantal troepenverplaatsingen verklaart, evenals de in De Bredasche Heldinne beschreven agressieve werving van rekruten. Op 21 augustus 1748 trouwde Maria te Coevorden met Johanna Cramers, een sergeantsdochter.Ga naar voetnoot13 Haar echtgenote wist niets van Maria's ware sekse, tot aan het moment van ontmaskering. Dit gebeurde in 1751, toen haar legeronderdeel werd verplaatst naar Breda, en ze herkend werd door een lid van een gezin waar ze dienstmeid was geweest. Met deze ontdekking eindigt De Bredasche Heldinne, maar Kersteman voegt er een ‘naa-berigt van den autheur’ aan toe, waarin hij het vonnis van de krijgsraad opneemt en beschrijft hoe Maria de stad werd uitgezet. Het vonnis van de krijgsraad te Breda is niet in origineel bewaard gebleven, maar de formulering en de latere samenvatting ervan in het verhoor uit 1769 maken het waarschijnlijk dat Kersteman inderdaad een juiste weergave geeft. Maria's verdere levensloop tot 1769 valt te reconstrueren uit het verhoor door de Goudse rechtbank. Na haar verbanning ging ze in Gouda wonen, waar een van haar broers woonde.Ga naar voetnoot14 Ze kwam aan de kost met naaiwerk, raakte er bevriend met het nichtje van haar hospita, genaamd Jansje van Oyen. Met dit nichtje ging ze in Rotterdam wonen, waar zij leefden van naaiwerk. Na drie en een halfjaar bracht Maria haar vriendin echter terug naar haar tante, omdat ze, zoals ze zei, haar niet langer kon onderhouden.Ga naar voetnoot15 Maria bleefzelfook in Gouda, en daar leerde ze in 1761 Cornelia Swartsenberg kennen. Volgens Maria's verhaal voor de rechtbank haalde deze Cornelia, die ongehuwd zwanger was, haar er toe over weer als man te gaan leven en Cornelia officieel te trouwen. Dat gebeurde op 9 augustus 1762 in Zwolle, waarbij Maria de naam ‘Machiel van Handtwerpen’ aannam.Ga naar voetnoot16 Met het oog op de komende gezinsuitbreiding nam ‘Machiel’ dienst | |||||||||||||
[pagina 12]
| |||||||||||||
als soldaat, maar na enkele maanden verliet ze het leger weer vanwege een conflict over haar diensttermijn.Ga naar voetnoot17 Het kind dat de aanleiding tot dit alles was geweest, werd echter dood geboren. Cornelia had ook na haar huwelijk relaties met mannen, en in het verhoor in 1769 werd de vraag gesteld of ze niet een prostituée was.Ga naar voetnoot18 Hoe dit ook zij, Cornelia werd nog twee maal zwanger. Daarom nam Maria ten derde male dienst, nu in het garnizoen van Amsterdam. Ook deze keer werd haar diensttijd voortijdig beëindigd, want ze werd ontslagen wegens voortdurend ruzie maken.Ga naar voetnoot19 Cornelia bracht een zoontje ter wereld, dat op 15 november 1764 als ‘Willibrordus van Handtwerpen’ gedoopt werd in de rooms-katholieke kerk De Posthoorn in Amsterdam. Peter en meter waren een broer van Maria en diens vrouw, die dus blijkbaar ingewijd waren in Maria's travestie.Ga naar voetnoot20 Willibrordus werd slechts zes weken oud. Sinds haar laatste ontslag als soldaat kwam ‘Machiel’, die met Cornelia in een slop in de Jordaan woonde, aan de kost met het genezen van ‘kwaad zeer’, waarmee leproosheid en daarop lijkende ziekten werden aangeduid. Dat laatste houdt mogelijk verband met haar overtuiging eigenlijk een zevende zoon te zijn geweest, aan wie in het volksgeloof geneeskrachtige gaven werden toegeschreven. Ook verkocht ze oranjelint, wat getuigt van Oranje-gezindheid, waarvan in De Bredasche Heldinne ook al sporen waren te vinden.Ga naar voetnoot21 In 1769 kwam er ook aan deze travestie-periode een einde. Maria en Cornelia waren naar Gouda gereisd om oude kennissen op te zoeken. In een herberg werd ‘Machiel’ echter herkend door iemand die haar nog als Maria had gekend. Er ontstond een scheldpartij, waaraan uiteindelijk de schout te pas kwam. Dit liep uit op een veroordeling door de schepenbank, en weer was het vonnis verbanning. Cornelia had kans gezien aan arrestatie te ontkomen, ging weer in Gouda wonen en vertrok later naar Turnhout.Ga naar voetnoot22 Maria werd Gouda uitgezet en daar verliezen we haar uit het oog. We weten dat ze uiteindelijk weer in Breda terecht kwam, waar ze in 1781 overleed. De begrafenis geschiedde ‘pro-deo’.Ga naar voetnoot23 | |||||||||||||
[pagina 13]
| |||||||||||||
3. Maria van Antwerpen en de travestie-traditieMaria van Antwerpen was niet de enige vrouw die in de 17e en 18e eeuw de stap nam verder als man door het leven te gaan. Een uitgebreid onderzoek heeft in Nederland meer dan honderd soortgelijke gevallen tussen 1550 en 1839 aan het licht gebracht, en dat is vermoedelijk slechts het topje van de ijsberg.Ga naar voetnoot24 Zulke gevallen van vrouwelijke travestie kwamen regelmatig aan het licht, al waren er hausses in tijden van oorlog. Over de achtergronden van deze vrouwen, hun motieven en de reacties van tijdgenoten op hun wisseling van sekse is vrij veel bekend. Het waren doorgaans jonge, ongetrouwde vrouwen, uit de lagere klassen. Dikwijls waren ze in zekere mate ontworteld; velen waren immigrantes, waaronder opmerkelijk veel Duitse vrouwen die naar de Republiek waren getrokken in de hoop hier beter aan de kost te kunnen komen. Vaak waren het wezen of halfwezen, of waren ze na ruzie of slechte behandeling van huis weggelopen. De omstandigheden waarin Maria van Antwerpen verkeerde, passen in dit patroon. De meeste van dergelijke als man verklede vrouwen werden matroos of soldaat, een voor de hand liggende keuze voor ongeschoolde, rondzwervende ‘jonge mannen’. Armoede en een uitzichtloze situatie moeten vaak de aanzet zijn geweest tot het besluit verder als man door het leven te gaan. Dit verklaart niet waarom deze vrouwen de oplossing van sekse-verandering kozen. Immers, de geslachtsidentiteit is sterk bepalend en diep geworteld in de menselijke samenleving. Andere motieven hebben dan ook een belangrijke rol gespeeld: de mogelijkheid om op zoek te gaan of zich te voegen bij man, minnaar ofvader worden nogal eens genoemd, en, in tijden van oorlog, ook vaderlandsliefde. Een motief van andere orde is de mogelijkheid die een mannelijke identiteit bood om seksuele relaties met vrouwen aan te knopen. In deze tijd waren dergelijke relaties niet alleen wettelijk verboden en stond er een zeer zware straf op; sterker nog, ze waren zelfs vrijwel ondenkbaar. Vrouwen die verliefd werden op andere vrouwen, hebben daarom vaak zichzelf in een man ‘veranderd’, daarmee voor zichzelf en voor de buitenwereld hun liefde een normale vorm gevend. Een aantal van de ons bekende vrouwen in travestie moeten beschouwd worden als lesbiennes avant-la-lettre. In | |||||||||||||
[pagina 14]
| |||||||||||||
sommige gevallen was er mogelijk sprake van transseksualiteit, dat wil zeggen de vaste overtuiging tot het andere geslacht te behoren. Het lijkt erop dat dit het geval is geweest bij Maria van Antwerpen; haar uitspraak in het verhoor van 1769 dat ze ‘in de natuur een manspersoon, maar uiterlijk een vrouwspersoon’ was, is het duidelijkste, maar zeker niet het enige bewijs ervoor; telkens benadrukte Maria dat ze niet was ‘als een ander vrouwspersoon’ en dat ze voorbeschikt was een man te zijn. Wat ook de persoonlijke motieven waren van vrouwen die zich als man kleedden, doorslaggevend hierbij was dat ze wisten dat andere vrouwen hun bij deze wisseling van sekse waren voorgegaan. Er bestond in de 17e en 18e eeuw onder vrouwen een travestie-traditie, waarbij het veranderen van sekse een oplossing kon vormen voor hun problemen. Maria refereert dan ook aan voorbeelden die haar tot haar stap hebben gebracht.Ga naar voetnoot25 Het is mogelijk dat ze daarnaast nog twee gevallen kende uit de mondelinge overlevering binnen de garnizoensstad Breda, waar twee van de befaamdste vrouwelijke matrozen en soldaten een deel van hun leven zouden hebben doorgebracht, namelijk Elisabeth Sommuruell en de Engelse ex-pirate Mary Read. De eerste had als soldaat onder stadhouder Willem III gediend en zou daarna in Breda van een militair pensioen hebben geleefd, de tweede zou in het begin van de 18e eeuw, na een leven als matroos, een herberg in de stad hebben gedreven.Ga naar voetnoot26 | |||||||||||||
4. Franciscus Lievens KerstemanDe schrijver van De Bredasche Heldinne is op de titelpagina vermeld als F.L.K. Achter deze initialen verschool zich Franciscus Lievens Kersteman. De identificatie wordt vergemakkelijkt doordat Kersteman in een later boek reclame maakte voor zijn eersteling. Zo schreefhij in 1757: ‘Men leze zeker werkje getyteld de Bredasche Heldinne, of het leven van Maria van Antwerpen, dat wy in den Jaare 1751 op hooge last beschreven, en genoegzaam woordelyk uit haar eige verhalen opstelde.’Ga naar voetnoot27 Ook in zijn latere | |||||||||||||
[pagina 15]
| |||||||||||||
autobiografie spreekt Kersteman over De Bredasche Heldinne: ‘...hierop gebeurde het, bij gelegenheid dat zeker vrouwspersoon als grenadier onder het regiment van Feltman diende, en met een sergeantsdochter getrouwt was, dat ik vervolgends de Bredasche Heldin, of het leven van Maria van Antwerpen beschreef, hetwelk wegens de zeldzaamheid, eene onbedenkelijke aftrek had, en mij een fraaie stuiver gelds in den zak bragt’.Ga naar voetnoot28 Zijn autobiografie, die dateert uit 1792, is de voornaamste bron over het leven van Kersteman.Ga naar voetnoot29 Hij was in 1728 geboren in Den Haag. Toen hij veertien jaar oud was, ging hij in de leer op een advocatenkantoor. Twee jaar later reisde hij naar Frankrijk, waar hij te Parijs in plaats van te studeren zijn geld erdoor jaagde. Later studeerde hij rechten in Leiden, eveneens zonder deze studie af te maken. In 1747 nam hij dienst in het Staatse leger. Naar eigen zeggen werd Kersteman wegens zijn heldhaftig gedrag tijdens het beleg van Bergen op Zoom bevorderd tot vaandrig. De bevordering staat ook vermeld in de Nederlandsche Jaerboeken, een maandelijks nieuws-overzicht.Ga naar voetnoot30 Aan zijn militaire carrière kwam echter een ontijdig einde toen Kersteman werd gearresteerd wegens een poging een Haagse juwelier op te lichten.Ga naar voetnoot31 Het was dan ook als arrestant, dat Kersteman met zijn regiment in Breda arriveerde.Ga naar voetnoot32 Aldaar kreeg hij gedurende twee weken een bijzondere mede-gevangene: Maria van Antwerpen. Gezien de praktijk van het toenmalige gevangeniswezen is het waarschijnlijk dat de twee alle kans hebben gehad elkaar te spreken. Communicatie tussen gevangenen onderling en met de buitenwereld was toen zeer eenvoudig. In diezelfde periode waren bijvoorbeeld de Amsterdamse gevangenissen toeristische attracties van de | |||||||||||||
[pagina 16]
| |||||||||||||
eerste orde. In De Bredasche Heldinne vertelt Maria hoe de nieuwsgierigen samendrongen voor haar cel, en dat ze met veel bezoekers kon spreken.Ga naar voetnoot33 Zijn gevangenschap is een detail dat Kersteman in zijn autobiografie verzwijgt en dat hij ook in De Bredasche Heldinne wijselijk onvermeld laat. In plaats daarvan schrijft hij dat hij het boek op verzoek van ‘voorname luiden’ en zelfs ‘op hooge last’ heeft geschreven.Ga naar voetnoot34 Nu is het waar dat Kersteman aanvankelijk goede relaties had met hoge officieren. Hij had namelijk reeds een plan tot hervorming van de militaire rechtspraak gepubliceerd, ‘op verzoek van twee voorname generaalspersoonen’.Ga naar voetnoot35 In zijn nawoord prijst hij de auditeur-militair Waelwijk, in het boek met initiaal aangeduid, om zijn verstandige beleid in de zaak van Maria van Antwerpen.Ga naar voetnoot36 Deze vriendelijke woorden waren mogelijk ingegeven door het feit dat hij zelf ook nog voor de rechtbank moest verschijnen. In zijn latere leven zou Kersteman te Harderwijk promoveren in de rechten en nog verschillende boeken op juridisch gebied publiceren. Daarnaast schreef hij biografieën, anekdotenbundels en romans. Het thema travestie van vrouwen komt in zijn latere oeuvre herhaaldelijk voor - net als in dat van zijn literaire broer Pieter. Kerstemans boeken werden verkoopsuccessen, maar hij werd noch een geacht jurist, noch een geacht schrijver. Bilderdijk, toen hem in 1811 door een uitgever Kerstemans succesvolle werken ten voorbeeld werden gesteld, riep verontwaardigd uit: ‘Wie nu gevoelt zich en wil met Kersteman in één blad genoemd worden?’.Ga naar voetnoot37 | |||||||||||||
5. De drukkers en uitgevers: Ottho en Pieter van TholDe Bredasche Heldinne verscheen in Den Haag bij de gebroeders Ottho en Pieter van Thol. Bij hen was al een eerder geschrift van Kersteman verschenen: Project gepresenteerd aan de Prince Erfstadhouder. Dit is vermoedelijk een van de door hem in zijn autobiografie genoemde plannen tot reorganisatie van het leger en de militaire rechtspraak.Ga naar voetnoot38 | |||||||||||||
[pagina 17]
| |||||||||||||
Hun bedrijfgafverder allerlei soorten boeken uit, variërend van prekenbundels en medische verhandelingen tot romans en satires. Zo publiceerden ze ook werk van Jacob Campo Weyerman, een auteur die dicht bij Kersteman stond en over wie hij later een biografie zou schrijven. | |||||||||||||
6. Literair-historische achtergrondDe Bredasche Heldinne is in essentie de schriftelijke neerslag van een mondeling verhaalde autobiografie. Maar het is duidelijk dat het verhaal op verschillende plaatsen is verfraaid. Het werk onttrekt zich niet aan de 18e-eeuwse literaire conventies; de belangrijkste daarvan willen we hier noemen. Allereerst wordt in het boek het model van de picareske roman gevolgd. De picareske roman was populair sinds de 17e eeuw. Het vaste patroon van zo'n roman is als volgt: de hoofdpersoon, een onbemiddelde man of vrouw, slaat zich dankzij slimheid, soms ook bedrog, door het leven, hetgeen in achtereenvolgende episodes verhaald wordt. Het leven van Maria van Antwerpen leende zich er goed toe op picareske wijze verhaald te worden. Maar het is beslist niet ondenkbaar dat Kersteman aan het boek wat amusante episodes uit eigen koker heeft toegevoegd. Dat idee dringt zich bijvoorbeeld op bij de wat kunstmatig aandoende invoeging van de ontmoeting van Maria met het hoertje Catootje.Ga naar voetnoot39 We kunnen deze passage overigens ook zien als verontschuldiging voor Maria: zo zou het haar ook vergaan zijn, als ze niet soldaat was geworden. Toegespitst op de verhaalinhoud kan De Bredasche Heldinne tevens als travestieverhaal beschouwd worden.Ga naar voetnoot40 In Nederland had de travestieroman al voor het midden van de 18e eeuw een groot lezerspubliek verworven. Het gaat om biografieën van vrouwen die voor korte of lange tijd als man door het leven gaan en allerlei avonturen beleven. Soms zijn deze boeken gebaseerd op bestaande gevallen, soms ook niet ofmaar ten dele. Een aantal van deze boeken is in het Nederlands geschreven, andere werden vertaald uit het Frans of Engels. Buismans bibliografie van populair proza telt onder de tussen 1720 en 1798 in Nederland uitgegeven boeken niet minder dan 25 afzonderlijke werken met dit thema.Ga naar voetnoot41 Het populairste was waarschijn- | |||||||||||||
[pagina 18]
| |||||||||||||
lijk wel het meermalen herdrukte Het wonderlyk leeven en de dappere oorlogsdaaden van de kloekmoedige land- en zeeheldin, waarvan de oudst bekende editie dateert uit 1694. In veel travestieromans waarin het fictionele element overweegt, staat een liefdesgeschiedenis centraal. De gebruikelijke afloop is dat de vrouw, na haar belevenissen in mannenkleren, weer als vrouw gaat leven en met een man trouwt. Aan dit scenario voldoet noch het leven van Maria van Antwerpen, noch De Bredasche Heldinne. Maar een ander terugkerend cliché in dergelijke travestieromans, namelijk dat de verklede vrouw aantrekkelijk is voor andere vrouwen, en komische liefdesavontuurtjes beleeft, komt er wel degelijk in voor. Een andere literaire traditie waarbij De Bredasche Heldinne aansluit is die van de criminele biografie, boeken waarin de levens van beruch te misdadigers werden verhaald, vaak geschreven naar aanleiding van hun terechtstelling. Ook dit was in de 18e eeuw een populair genre.Ga naar voetnoot42 In de criminele biografie is het fictionele element meestal klein, al werden sterke verhalen niet geschuwd: ook dit genre werd immers voor de verkoop geschreven. In dit verband is er echter nog een aspect dat aandacht verdient. De Bredasche Heldinne heeft ook het karakter van een apologie. Maria vertelde haar levensverhaal in de dagen dat ze wachtte op haar proces, en het is waarschijnlijk dat ze een zware strafvoor haar vergrijpen vreesde. Het boek besluit dan ook met een appèl aan prins Willem IV.Ga naar voetnoot43
De hier genoemde literaire aspecten doen geen afbreuk aan het autobiografische karakter. Veel autobiografieën zijn ap ologieën en veel 18e-eeuwse autobiografen namen de picareske roman tot voorbeeld om hun levensverhaal vorm te geven - Rousseau is een van hen. Zelfs de ontstaansgeschiedenis is typerend voor het autobiografische genre; van oudsher blijkt de gevangenis de plaats bij uitstek waar egodocumenten ontstaan, hetzij zelf geschreven, hetzij verhaald aan en opgetekend door medegevangenen, biechtvaders enz. Het klassieke voorbeeld hiervan zijn de reisverhalen van Marco Polo; ze werden door een medegevangene opgetekend toen hij op latere leeftijd in hechtenis was geraakt.Ga naar voetnoot44 | |||||||||||||
[pagina 19]
| |||||||||||||
7. Het nieuwsliedIn de 17e, 18e en eerste helft 19e eeuw gaven actuele gebeurtenissen dikwijls aanleiding tot het ontstaan van een lied. Belangrijke of schokkende gebeurtenissen werden beschreven in een vaak vele coupletten tellend lied, dat door straatzangers in den lande werd uitgevoerd. Deze liederen werden gedrukt, en door de zangers na hun optredens op markten en kermissen verkocht onder de toehoorders.Ga naar voetnoot45 Enkele drukkerijen, met name te vinden in de Amsterdamse Jordaan, specialiseerden zich in dergelijke uitgaven. Deze traditie hield langer stand in de Zuidelijke dan in de Noordelijke Nederlanden. Een van de weinige bewaard gebleven collecties is die van de Antwerpse drukker Joseph Thys, die werkzaam was van circa 1825 tot 1854. Bij hem verscheen ‘Een vermaekelyk Liedeken van een manhaftig Vrouwpersoon, die de staeten van Holland vyf jaer en zes maenden gediend heeft, als Grenadier binne Breda’.Ga naar voetnoot46 Veel nieuwsliederen bleven circuleren, lang nadat ze hun actualiteit hadden verloren. Dat moet hier het geval zijn geweest. We weten dat Thys deze tekst heeft overgenomen uit het fonds van een eerdere drukker, De Corte. Het lied bevat als tijdsaanduiding ‘in de Franse tijd’, maar moet in 1751 ontstaan zijn, want het kan slechts op Maria van Antwerpen slaan. Geen ander van de ons bekende gevallen van vrouwen die soldaat werden, komt in aanmerking. Dat in Antwerpen een lied werd gezongen over een gebeurtenis in Breda hoeft ons overigens niet te verbazen. De grens was geen culturele barrière en de verbindingen met Vlaanderen waren vanuit Breda beter dan die met Holland. Travestie van vrouwen was als thema voor liedjes niet minder gewild dan als onderwerp van romans. We telden er tussen circa 1600 en circa 1850 meer dan dertig, waarvan verschillende te traceren waren tot historische gevallen.Ga naar voetnoot47 In het lied wordt uitgebreid gefantaseerd over de seksuele problemen die het huwelijk van Maria en Johanna met zich mee bracht. Ook wordt veel nadruk op de rol van de vorst gelegd, die haar gratie zou hebben verleend. Dit past in een vast patroon bij dergelijke travestiegevallen: de | |||||||||||||
[pagina 20]
| |||||||||||||
legendarische Bredase voorgangster van Maria, Elisabeth Sommuruell, zou bijvoorbeeld ook een pensioen van een prins van Oranje hebben ontvangen. We weten niet ofhet ‘pardon’, waar het lied over verhaalt, werkelijk verleend is. Maria zelfbeweerde in haar Goudse verhoor dat dit inderdaad het geval was geweest, maar de Goudse schepenen geloofden het niet. Mogelijk is het echter wel, en in dat geval zou het lied zelfs nog de functie van historische bron vervullen. | |||||||||||||
8. De verhoren uit 1769Tenslotte zijn er de verhoren voor de Goudse schepenbank nadat Maria voor de tweede keer gearresteerd was.Ga naar voetnoot48 Maria werd maar liefst zes keer verhoord. Zoals dat formeel vereist was, hadden schout en schepenen de vragen vooraf opgesteld. De vragen en antwoorden beslaan 43 pagina's. Men vroeg zeer gedetailleerd, ook naar haar voorgeschiedenis. Zo moest Maria een opsomming geven van alle werkgevers bij wie ze ooit als dienstmeid had gewerkt. Toch moeten we ons realiseren dat we ook hier Maria zien in de positie van verdachte. Meer dan de andere documenten geeft dit verhoor inzicht in Maria's karakter. We zien een intelligent persoon, die zelfs op de rechters overtuigend als man overkwam, gezien het feit dat ze nog enige tijd met ‘hij’ aangesproken werd. Terwijl in De Bredasche Heldinne het beeld van een vrij opgewekte schelm overheerst, wordt de hier gewekte indruk van een weinig opgeruimd en enigszins onaangenaam karakter ook in andere archiefbronnen bevestigd, zoals in de getuigenis over Maria van haar Amsterdamse buren. Hier en daar valt de woordelijke overeenkomst met De Bredasche Heldinne op, bijvoorbeeld wanneer Maria de verhouding tot haar echtgenotes typeert als die van zusters. Tezamen geven de drie hier afgedrukte teksten een zeer zeldzame kijk op een ongewone vrouw uit het gewone volk. | |||||||||||||
[pagina 21]
| |||||||||||||
9. VerantwoordingDe tekst van De Bredasche Heldinne in deze uitgave is die van het exemplaar in de Universiteits Bibliotheek te Amsterdam (signatuur: 2395 C 9), een octavo van VI + 136 pp. Ook de Koninklijke Bibliotheek bezit een exemplaar van het boek. De tekst is zonder wijzigingen weergegeven, met uitzondering van: p. 36, r. 27: gragpige - grappige; p. 46, r. 7: my M ysjens - meysiens; p. 46, r. 21: sul - sullen; p. 46, r. 33; onder der - onder; p. 49, r. 26: van van - van; p. 66, r. 4: sonden - souden; p. 70, r. 3: besoesoeken - besoeken; p. 71, r. 27: de deselve - deselve; p. 72, r. 5: dargm - daarom. Het nieuwslied is uitgegeven naar: F.A. Hoefer, Nederlandsche vrouwen in dienst van Mars, (Rotterdam, 1888), p. 50-51; tussen de coupletten hebben we een regel wit aangebracht. Het verhoor (Gemeentearchief Gouda Rechterlijk Archief 171 en 181, p. 64-66) is uitgegeven volgens de richtlijnen van het Nederlands Historisch Genootschap; de vragen zijn door ons gecursiveerd. | |||||||||||||
Afkortingen
|
|