Volledige werken. Deel 13(1873)–Pieter Frans van Kerckhoven– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Geloof ze niet. Meisje, met den bloemenkrans Van de jonkheid om de slapen, In wier zachten oogenglans Zuivre wellust is te rapen, O, bewaar uw harte rein! Vrees den lonk der wulpsche liefde, Hecht u aan geen ijdlen schijn, Die zoo velen 't hart reeds griefde En deed smelten in verdriet: O de vrijers, Zijn verleiers! Meisje lief, geloof ze niet! O, geloof niet, meisje, nee, Aan de honigzoete woorden, Aan de vuurge minnebeên, Die reeds menig hart bekoorden. Neen, geloof niet aan den eed, Dien een jongling aan uw voeten In zijn geestvervoering deed; Later, meisje, zoudt gij 't boeten, Later deed hij u verdriet: Want de vrijers Zijn verleiers, Meisje lief, geloof ze niet! Meisje lief, o vrees den blik, Aan een dartel oog ontsproten; 't Is voor 't harte slechts een strik; Haastig wordt ge er ingesloten En gij zijt in 's jonglings macht; Gij zijt in het net gevangen En hij spot met bede en klacht, Hij voldoet slechts zijn verlangen, En dan zucht gij in 't verdriet: O, de vrijers Zijn verleiers, Meisje lief! geloof ze niet! Vorige Volgende