vurigen, hemelschen geestdrift. - Blyft nu alles kalm voortgaen, dan, wordt datgene wat men liefde noemt en wat men zoo heilig gedroomd had, slechts een dagelyksche berekening. Men denkt er aen om, zoo als men zegt, positie in de wereld te nemen, en het ondichterlykst huwelyk volgt op de ideale liefde...
- o Dat is eene zwarte, moedelooze beschouwing, onderbrak ik, en laet my toe van een ander gevoelen te zyn.
- Gy gelooft dan aen het tegenstrydige, Amelie?
Het was de eerste mael dat hy my kortaf Amelie noemde. Die omstandigheid ontstelde my; het scheen my dat zulks den band die tusschen ons bestaet, in eens toesloot. Ik durfde echter zyn voorbeeld niet volgen en antwoordde:
- Ja, mynheer, ik geloof aen het tegenstrydige, en het schynt my dat geene opoffering voor de liefde te groot kan wezen; dat een hart welk ons verkleefd is, ons duerbaerder wordt dan ons zelve en dat voor den geliefde lyden, een der grootste genietingen is waer naer men zou kunnen verlangen.
- Voor den geliefde, lyden zegt gy; maer indien ik eens zegde: door den geliefde lyden?
- Welnu! indien zulk een lyden hem geluk zou kunnen verschaffen?...
- Gy zoudt het doen, Amelie? onderbrak hy met drift.
- Ik zou het doen...antwoordde ik.
- Amelie, zegde hy, myne hand aenrakende, ik benyd hem die uwe liefde zal bezitten!...
- Gy hebt ongelyk, mynheer...stamelde ik. - Doch meer kon ik niet zeggen; myn geest scheen als te verdwalen en ik dankte den Hemel, die wilde dat myne moeder juist op dit oogenblik het vertrek terug binnen trad en my uit die onverklaerbare omstandigheid kwam verlossen.