uwen geest, op uw hart zou gemaekt hebben, ik had middelen beproefd om eene andere wending aen uwe droefheid te geven en ze meer alledaegsch te maken. Want, weet het wel, Laurens, wat gy magt van karakter zult noemen, dat staet, in dees geval, by my op eenen zeer lagen prys en die koude onverschilligheid, welke gy u hebt aengeschaft, aenzie ik als een voortdurend ongeluk. - Ik sta het u toe dat de menschen dwaes zyn; doch ik zal er byvoegen, dat gy geene uitzondering aen den regel maekt en dat gy slechts gewonnen heb de eene dwaesheid voor de andere te verwisselen. - En nu zal ik u vragen, of gy er wel voordeel by vindt? - Ik geloof neen. - Gy zyt een positive geest, ik ook; maer ik ben het op eene andere wyze. Ik, voor my, zie slechts de gevolgen en, vaststellende dat wie zich gelukkig gelooft, gelukkig is, vind ik dat gy, met uwe verbeelding te dooden, ook uw leven ontluisterd en gedood hebt. - Kind zynde, verheugen wy ons in het spel; man geworden, verheugen wy er ons nog in, en niets is veranderd dan de voorwerpen waermede wy spelen. Maer wat geeft het er aen, indien wy het hart maer van vreugde voelen poppelen, indien onze verbeelding ons maer dingen voorbrengt, die, hoe droomachtig zy ook mogten wezen, ons toch een zacht genot in de ziel storten! Het geluk kan eene begoocheling zyn, een zinbedrog, het geeft er niets aen: genoeg dat het ons aengename gewaerwordingen toevoert en ons doet gevoelen dat wy leven.
En dan, die tint van koude stoffelykheid, welke gy over alles werpt. Ik ook, ik ben stoffelyk, en ik geloof dat een geneeskundige, indien hy geen domkop is, moeijelyk andere gevoelens kan aenkleven; doch myne stoffelykheid, myn materialismus verschilt hemelsbreed van het uwe. - Myn