Een ongeluksvogel(1868)–George Lodewijk Kepper– Auteursrechtvrij Inhoudsopgave Voorrede van den tweeden druk. Hoofdstuk I. Waarin men in connectie komt met iemand die niet de hoofdpersoon is. Hoofdstuk II. Waarin wij in het midden zullen laten of mijnheer van de Wall al of niet onder de plak zat en kennismaken met iemand, die wel de hoofdpersoon is; toen nog: hoofdpersoontje. Hoofdstuk III. Waarin wij ontwaren, dat Eduard niet op eene bijzondere wijze het licht zag, en bekend worden met zijn levensloop, tot dat hij de kinderschoenen uittrapte. Hoofdstuk IV. Eene soirée bij mijnheer Raalte, waarop zeer mooije muziek werd gemaakt en een gewigtig onderhoud tusschen de heeren Raalte en Van de Wall. Hoofdstuk V. Waarin de heer Van de Wwall twee heeren, die hij niet kende, zijne kamer zag ingaan en zelf moest uitgaan; benevens de schildering van een tragisch melodrama, waarbij hij alleen de orkestpartijen verving. Hoofdstuk VI. Eduard komt op den lumineusen inval, zijn oudschool-kameraad te gaan bezoeken en gaat 's avonds ten tien ure op weg, om die verhevene bestemming te volgen. Hoofdstuk VII. Waarin de onschuld zegeviert, hetgeen, volgens de rigting der meeste romans, het einde moest zijn. Hoofdstuk VIII. Waarin onder anderen gegeten, gedronken en gesproken wordt en tevens een uitmuntende remedie wordt aangetoond, om mevr. Van de Wall tot zachtaardigheid te stemmen - ten minste gedurende anderhalf etmaal. Hoofdstuk IX. Eduard is verliefd. Joseph wordt het plotseling ook. Hoofdstuk X. Van Duin begint zijn gast Eduard gevaarlijk voor de zamenleving te gaan vinden. Hoofdstuk XI. Twee lieve jongens. Hoofdstuk XII. Welke troost Van de Wall van zijne lieve vrouw en van zijn besten vriend ontving in zijne geschokte omstandigheden. Hoofdstuk XIII. De brijmaaltijd van Joseph en Eduard en de extraordinaire gevolgen daarvan. Hoofdstuk XIV. Hoe Eduard, zonder dat hij in het minst vermoedt welk dreigend onweder zich zamenpakt, door een hoogst gevaarlijk medeminnaar bij zijn lust en leven ondermijnd wordt. Hoofdstuk XV. De zware ziekte van Alfred de Beval en datgene, wat de arme kranke tot versterking nuttigde. Hoofdstuk XVI. Eduard komt tot de overtuiging, dat zijn vriend Teun een harden schedel heeft, doch niet harder dan hout. Hoofdstuk XVII. Wie de boer was, die Jacques de Beval goeden avond wenschte. Hoofdstuk XVIII. Alles behalve koddige avonturen van Eduard. Hoofdstuk XIX. De dauw van geluk, die over de familie van Beem drupte. Hoofdstuk XX. Waarom George de Pleyes in zijne jeugd bijna het klompenmaken had moeten leeren. Hoofdstuk XXI. Moeder en zoon. Hoofdstuk XXII. Waarin wordt aangetoond, hoe gevaarlijk het kan zijn, niet achter stoelen met hooge ruggen te kijken. Hoofdstuk XXIII. Waarom de heer Cajefax van Beem zijne ouders krijtend achterliet. Hoofdstuk XXIV. Waarin honger wordt geleden. Hoofdstuk XXV. Hoe Dirk en Teun 's avonds eene visite maken en Dirk, hoewel hij plan had weg te gaan, den nacht overblijft. Hoofdstuk XXVI. Cajefax van Beem komt geheel compleet terug. Hoofdstuk XXVII. Wat Eduard deed, terwijl de conferentie te Londen steeds bezig was protocollen op te stellen. Hoofdstuk XXVIII. Waarom Van Duin vreugdetranen ging vergieten. Besluit.