| |
| |
| |
[Hi ha Canada]
Met vlaggen, trommels en trompet.
Zakkenlopen, lekkers kopen.
En gaan we heel laat naar ons bed,
Dan denken we nog aan de pret.
| |
| |
| |
| |
Hoera, hoera, daar komen zij,
De mensen juichen allen blij.
En in een hele lange rij,
Trekken de Canadezen voorbij.
Hun grote tanks, met al die wielen,
Maken veel leven op de straat.
De Canadezen zwaaien vrolijk
Naar ieder die te kijken staat,
Staat alles dadelijk ook stop.
Moet eerst voorbij, die heeft zowaar
wel zes en dertig wielen.
Dan komt er nog een hele rij,
Kleine jeeps aan hem voorbij.
| |
| |
Waar mooie plooien in zijn,
Met doedelzakmuziek gaan zij,
Flink stappend in een rechte rij.
Zij hebben een kleur als chocola,
En komen helemaal uit Afrika.
| |
| |
Daar staat de tommieagent,
Die alle tekens vast wel kent,
Op al de borden langs de weg.
Hij draagt een mooie rode pet,
Aan ied're arm een witte manchet.
En steekt hij dan zijn armen op,
| |
| |
er zijn drie tommies thuis geweest.
Johnnie en Jimmie dronken thee,
en brachten lekkere dingen mee,
Ik zat met Loek op Jackies knie.
| |
| |
| |
[pagina 12-13]
[p. 12-13] | |
En toen reden ze naar 't kamp,
naar de andere Canadezen,
| |
[pagina 14-15]
[p. 14-15] | |
Het kamp in 't bos is klaar,
zit Jack Hollands te leren.
en John staat zich te scheren.
Jim bakt een flinke eierkoek.
En dit is bijna 't laatste vers
van 't Tommie-Canadezenboek.
| |
| |
wat ik bijna haast vergeten had,
|
|