Voorwoord
Weinig was het te verwachten, toen in de jaren 1883 en 1885 het bekende werk van Mr. J.I. van Doorninck: ‘Vermomde en naamlooze schrijvers, opgespoord op het gebied der Nederlandsche en Vlaamsche letteren’ verscheen, dat het tot op dit oogenblik duren zou, voordat de bij een dergelijk werk zoo noodige voortzetting het licht zou zien.
Welke omstandigheden het langdurig uitstel, dat deze reeds jaren geleden begonnen uitgave geleden heeft, veroorzaakt hebben, behoeft hier niet nader te worden uiteengezet. Het feit, dat de bewerking eenige malen in andere handen is overgegaan, is, naast den zeer tijdroovenden arbeid, dien het verzamelen en verwerken der gegevens uiteraard vergen, ongetwijfeld als een der voornaamste oorzaken te beschouwen.
Ten einde een nog langduriger voorbereiding te ontgaan heb ik, toen ik deze bewerking op mij nam, besloten de nasporingen uitsluitend tot de schuilnamen te beperken, zoodat dit werk als een aanvulling en vervolg van het eerste, in 1883 verschenen deel van Mr. van Doorninck's boek bedoeld is.
Aanvullingen en verbeteringen van plaatsen in laatstgenoemd werk zijn met de woorden ‘Aanvulling’ en ‘Verbetering’ aangeduid, terwijl het schrijversregister de namen bevat van alle in beide boeken voorkomende schrijvers.
Verschillende vragen van methodischen aard deden zich bij mijn arbeid voor. Zoo ben ik eerst na lange aarzeling er toe overgegaan ook niet-opgeloste schuilnamen op te nemen. Den doorslag gaf hierbij de overweging - en ik volgde daarin het voorbeeld van V.A. de la Montagne in zijn ‘Vlaamsche pseudoniemen’ - dat een zoo volledig mogelijke lijst van pseudoniemen wellicht voor velen de gelegenheid zou scheppen, een vraagteeken door een naam te vervangen en, door mij daarvan mededeeling te doen, aan de verbetering van dit handboek mede te werken.
Dat deze lijst intusschen op volledigheid geen aanspraak maken kan, zal voor ieder, die zich de bezwaren van de samenstelling eener dergelijke lijst indenkt, duidelijk zijn.
Initialen zijn, voor zoover ik, zoekende naar schuilnamen, ze bij het doorlezen van catalogi e.d. tegenkwam, ook opgenomen. Hierbij is natuurlijk naar eenige volledigheid - die trouwens bij al hetgeen in dagblad en tijdschrift geschreven wordt, vrijwel onbereikbaar is - in het geheel niet gestreefd.
Schuilnamen van Zuid-Afrikaansche schrijvers, in dit werk voorkomende, waren te gering in aantal, dan dat ze afzonderlijke vermelding in den titel noodig maakten.