Verzameld werk. Deel 2
(1976)–Pierre Kemp– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 959]
| |
63032Eén potlood en twee schaduwen
ontmoeten elkaar op een bloc-blad.
Er is een schaduw van de buiten
en een schaduw van de stad.
Als het potlood liegt, liegen de schaduwen ook,
maar de wereld noemt dat rook.
Geen rook van uit een kolenrevier,
wel een van dichterplezier.
| |
63033In het vorige heb ik iets vergeten
en wel hoe die schaduwen heten
en waar ze komen vandaan.
Eén is niet zoo rood als Roodkapje,
de ander niet als een bevroren grapje,
maar beiden behoren bij de pen,
die ik ook als potlood erken.
Die namen zullen wel komen,
eerst even dromen.
| |
[pagina 960]
| |
63034Het fluwelen Spiegeltje aan de Wand
ligt bij mijn schrijfbloc aan de andere kant.
De bewegelijke kant van mijn rechterhand
dicht bij mijn on-jaloerse linkerhand.
Toch gaat er een druk van deze uit.
Merk het aan het rechtse geluid...
en meen nu niet, dat ik niets meer weet,
maar neem aan, dat ik de rest vergeet!
| |
63035Als ik niet actief blijf, word ik lui.
Ui is een woord voor in de keuken
en niet voor ergens in een voorjaarsbui
in multipele velden-reuken.
Hier neem ik: op de plaats rust!
Dan ga ik weer voort,
want ik verneem daar juist een accoord,
dat door niemand ooit werd gehoord.
Ook niet door de verloren componist,
die zich in geen enkele kleur vergist.
Dit is het begin van een blauw gedicht.
Dat is het einde van een rood gezicht.
| |
63036Het boek schrijft aan de pen:
die éne schaduw is vandaag geler
en niet zo rood-oranje als gister
maar het is er
wel fluweler.
Ik denk aan iets, dat ik niet zie,
waarvan mijn oren de melodie
horen, dat ik nog een regel schrijven
mag, mijn... ik ben alles vergeten.
| |
[pagina 961]
| |
63037Nu weet ik het weer, niet dat
van een weerbericht over mijn oude stad
met oude violetten onder de bruggen.
Het lijkt ook niet op de bekende blauwe ruggen,
die doen het alleen in het verschiet.
Dat Limburgs verschiet met bossen boven de dalen,
met wolken als verdampte eierschalen
en ergens heel ver in het verre dal
de kip van Rameau naast een waterval.
| |
63038Op een half blaadje schrijf ik geen half gedicht,
daarvoor ben ik te veel dichter van het zonnelicht.
De zon en ik, wij doen geen halve zaken,
al weten wij nooit, hoe wij het eigenlijk maken.
Ik ben soms zo verlangend naar de zon
en soms zeer boos.
Maar dan schijnt ze op het stadsbeton
niet als een roos.
Gelukkig, daar ligt het Spiegeltje-aan-de-Wand:
wie is het fluweligste in het hele land?
| |
63039Of ik nog een regeltje schrijven wil?
Wat kan ik anders dan: ja, ik wil!
Ik hoor kinderpantoffeltjes slapen gaan
en daarna is alles stil.
Zo stil, dat de muisjes durven komen
buiten door de struiken en langs de bomen
tot voor het masker van een kat
in de gemaskeerde stad,
in de nabijheid van een appelflap:
hap!
| |
[pagina 962]
| |
63040Ik zit en schrijf en kijk door alle loupen
en zie niets meer.
Ik hoor de kinderen op de stoepen,
misschien loopt er ook een heer.
En als hij oud is, wandelt hij misschien
maar als gezongen, ik kan het nu niet zien.
Of ik straks nog eens op de straat ga staren
dat zal ik wel te zijner tijd ervaren.
| |
63041Ik deel mijn verfdoos, de Engelse,
in vijf districten met elk twaalf leden.
Over de gele, rose, oranje en helder rode
ben ik altijd tevreden.
Over het blauw, zo licht en donker en lavendel
ben ik dit minder en ik denk daarbij aan haar,
die steeds dit stel koude kleuren aanbad.
Dit schijnt bestemd voor ‘onvoltooide’.
|
|