Verzameld werk. Deel 1(1976)–Pierre Kemp– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 360] [p. 360] Oude brug Carnaval Ik zoek het Lenteschip. Ik wil weer in de vaart met allen. De winter is ook mij te stil voor mijn letters en getallen. Er moeten bloemen zijn en blaren. Er moeten lippen zijn en haren. Er moeten... ja, wat moet er niet, voor wie de einder zo nabij zich ziet?! Een mengsel van parfum en prei waait zonderling-prikkelend over mij. Al is het opium voor mijn verstand, het is de zeelucht van de groei, het is de graslucht van het land, het is de driftsfeer van de bloei. Zo stap ik voort, bekijk de maan. Er onder komt een hele wereld aan. Gestalten, onder loos appèl, joelen van weerzien en vaarwel. Razende mensenwal, breed als de brug, schouder aan schouder, borst aan rug, schrijdt aan. Er blijft geen plaats voor mij, ik moet hier weg, kan niet voorbij. Matrozen zijn het, matrozinnen. De mars der stappen dreunt. Zij zoeken, als ik, het Lenteschip van het Ogenblik. Maastricht is weer één Groot Beminnen. Over straten en bruggen bonst en gonst weer de verchristelijkte bronst en Carnaval voltrekt zich overal. Vorige Volgende