Limburgensia
(1947)–Mathias Kemp– Auteursrecht onbekend
[pagina 109]
| |
Dit werkje ontstond in een periode, die voor onze monumenten verre van gunstig was. Ze werden weinig of niet juist gewaardeerd en menig kerkbestuurder zag er niet tegen op de architectuur der gebouwen te verknoeien en eerbiedwaardige kerkschatten te verkwanselen. Met onzen alouden ‘templum magnum’ was het in 1843 ook niet te best gesteld; de schrijver van het boekje klaagt over verval en verwaarloozing. Hij beschrijft den toestand van dat moment. Zijn kijk op de Historie is die van zijn tijd; men vergete niet dat nadien in de St. Servaaskerk nog veel werd ontgraven, gerestaureerd...... en ook weer verwijderd. In 1843 was het voorts nog niet zoolang geleden, dat een menigte relieken, die nu weer de glorie der schatkamer uitmaken, werden teruggevonden; hieromtrent worden documenten gereproduceerd. Merkwaardig is de terugvinding ‘pour ainsi dire miraculeuse’ van eenige relieken van St. Servaas, den 4 Mei 1822. |
|