Vlaardings vissers lied-boek(1757)–Roeland de Kater– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 2] [p. 2] [Tweede deel] Aan den Geestigen Visser Roelant de Kater. Nog ‘t woeste Noorder-nat, nog de onguure Baaren Die Roelants Ampt bezoekt, nog Storm wedervaaren, En konden dempen niet, nog blussen ‘s Hemels-vyer Dat in de Herssens blaakt, van onzen Roelant hier. En konde lessen niet de vlam van ‘s Geestens jonste, Die Roelant kinnis cierd; met Zang en Rijmen konste. Voorwaar een zeldzaam werk, en ziet wat schoone vrugt, Gegroeyt meest op het Brak, in Borenelsche lugt, En Geestelijk Feeb ‘t blijkt, kan zijn kragt ook vertoonen Ver van Parnas, alwaar men zegt de Muze woonen Den Hemelschen Apol, brengt ook zijn Zangerin, Zeer vreed’ na ‘t Yzig Noord, en blaastze Roelant in, Die met bondige stijl, het eenig goed gaat prijzen, Die Visschers niet alleen, maar yder gaat aanwijzen Den zuyv’ren weg na ‘t Hoog, den Heyligen Hemel-pad Naar ‘t Nieuw Jeruzalem, uyt onze Oude Stad, Vaard voord Roelant vaard voord, met smeekende Gedigten, Die vrolijk leeren, en van aard vermaak’lijk stigten. C.I. van Aerps Vorige Volgende