Stichtelijk huisboek
(1866)–J.J.L. ten Kate– Auteursrechtvrij
[pagina 114]
| |
Verpleegd door zonneschijn en regen;
Zijn takken waren breed en groen,
En uit het weeldrig looffestoen
Woei bloesemgeur het windtjen tegen.
En telkens als de wijnoogst kwam,
Weêrschitterde die fiere stam,
Gewiegd door streelende Oosterluchten.
Zijn twijgen waren vol en schoon:
Maar hem ontbrak de beste kroon -
Zijn bloeisel loog: hij droeg geen vruchten.
‘Drie lange jaren achteréén
Zoek ik naar vrucht, en vind er geen!’
Dus liet des Meesters spijt zich hooren:
‘Ondankbre, met uw trotsche blaân!
De bijl zal u aan splinters slaan:
Waartoe den kostbren grond verloren?’
Daar bad de trouwe gaardenier:
‘Och heer, laat hem dit jaar nog hier!
'k Wil hem verplegen, dubbel teeder!
Één zomer nog! en - 't najaar koom'!
Indien hij draagt, gij wont den boom -
Zoo niet, gij houwt hem namaals neder!’
Hoe lang, mijn hart! hoe lang, mijn geest!
Is niet die boom uw beeld geweest?
Gij prijkt met groen geblaârt en bloemen;
U blonk Gods vriendlijk aangezicht,
U schonk Hij dauw en zonnelicht,
Maar gij, kunt gij uw vruchten noemen?
Hoe vaak heeft Jezus' smeekgebed
U van den dag des doods gered,
| |
[pagina 115]
| |
Om alle middlen te beproeven!
Genot en tranen, vreugde en pijn,
Hoe lang zal alles vruchtloos zijn?
Hoe lang wilt gij uw God bedroeven?
Leer, o mijn ziel! wat Hij begeert:
Geen mond, die Hem met klanken eert,
Maar vruchtbaarheid van hart en leven.
Wie Jezus kent, volg' Jezus na!
De Heiland slaat hen zeegnend gâ,
Wier werken Hem getuignis geven.
(Naar m'cheyne.) |
|