Stichtelijk huisboek(1866)–J.J.L. ten Kate– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Zacharias' lofzang. (Lukas I:68-79). Isrêls God! U wil ik loven, Die genadig ons gedenkt, Die ons volk, zoolang verschoven, Vrijheid en verlossing schenkt, Die de orakels van 't verleden Heden in vervulling bracht, En uit Davids nageslacht D'eeuwgen Koning op doet treden, Die gezalfd is met Uw kracht! [pagina 112] [p. 112] Uit verjaarde slavenbanden, Uit der Heidnen tyrannij, Uit der haatren wreede handen, Maakt hij ons voor eeuwig vrij! Dáártoe hebt ge ons uitverkoren, Gij, die nooit Uwe eeden schondt! Zóó bevestigt Gij 't verbond, Eens aan Abrâm toegezworen, Voor het gantsche waereldrond! Nu dan ook, gij Heere Heere! Daar de bange kluister viel, Geef dat heel Uw volk U eere Uit de volheid zijner ziel! Dat we, Uw groote liefde waardig, Zonder vreeze, zonder dwang, Onder vrolijk lofgezang, Needrig, heilig en rechtvaardig, U ons wijden levenslang! En gij, Kind! hoe zult gij heeten? Bode van Gods heerlijkheid, Laatste en grootste der Profeeten, Die des Heeren weg bereidt, Die den goeden strijd leert strijden, 't Hart ons richt op God die leeft, Wiens genâ de schuld vergeeft, Wien een innig medelijden Over ons bewogen heeft! Daartoe straalt ge in vollen luister, Opgang uit de Hoogte, ons aan. 't Volk, dat nederzat in 't duister, [pagina 113] [p. 113] Ziet den morgen opgegaan: 't Mag de Zon des Levens groeten, Die heur stralen overal Uitstort over 't schaduwdal, En den moêgezworven voeten 't Pad des Vredes wijzen zal! Vorige Volgende