Zipje & Zopje. Waar zit Zopje?
(1993)–José Kamps– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 1]
| |
[pagina 2]
| |
‘Daar kan Zop helemaal niet in, domneus,’ roept Zipje. ‘Maar zal ik je vertellen waar ik allemaal heb gekeken?’ Ik had een bobbel gezien onder het kleed. Maar het was een kakkerlak die in een pluisje beet. | |
[pagina 3]
| |
Toen hoorde ik wat bij het raam. Het gordijn wiebelde en ik zag een handje. Weet je wie er achter het gordijn stond? Blawki; hij vroeg hoe ik zijn nieuwe T-shirt vond. | |
[pagina 4]
| |
Mooi Blawki, zei ik, maar ik ben bezig Zop te zoeken. Ik ging kijken of Zopje zat achter het kussentje van de bank. Niks hoor, er lagen kleurpotloden, die was ik kwijt. Gisteren al en eergisteren en nog een hele tijd. | |
[pagina 5]
| |
Alleen mijn gele potlood was nu nog weg. Maar toen ik Zop ging zoeken in het kussenhuis. Stond daar Zopjes speelgoed-aap met een banaan. En zijn poot zag ik op mijn gele potlood staan. | |
[pagina 6]
| |
Omdat Zopje niet in het kussenhuis was en niet in de kamer, ging ik maar eens kijken bij de wasmachine. Er zat een heleboel vieze was en mijn pop in. Pop keek zo lelijk, ze had het helemaal niet naar haar zin. | |
[pagina 7]
| |
Pop had gisteren in de modder gespeeld en was vies geworden. En vieze poppen moeten in de was hè? Ik zei, dag vieze lieve zielepietepietjepop. En ging verder zoeken tussen de schone was naar Zop. | |
[pagina 8]
| |
Ik was wel moe geworden van al dat zoeken. Dus ging ik liggen denken op de grond. Ik dacht, misschien moet ik op zolder kijken, zit Zop daar. Maar toen ik er ging zoeken, niks geen Zop, zo naar. | |
[pagina 9]
| |
De trap maar weer af naar beneden. Dat ik daar niet eerder aan had gedacht. Hij zat vast verborgen in de kast onder de trap. Maar daar vloog een vlinder uit die een kroontje op had. | |
[pagina 10]
| |
Toen ging ik maar eens kijken op het balkon. Misschien zat Zop in de grote kist. Maar een hagedis keek me boos aan, door het licht. Ik liet hem maar weer slapen, dus klep weer dicht. | |
[pagina 11]
| |
Ik ben in de tuin gaan zoeken. En heb onder elk groot blad gekeken. Terwijl ik wat op het paadje te rusten zat. Sjirpte krekel een liedje voor me vanonder zijn tayerblad. | |
[pagina 12]
| |
Toen dacht ik dat ik Zop in de hoed van de paddestoel zag. Ik riep, kom er maar uit, maar hij bleef zitten waar hij zat. Ik ging onder de paddestoel staan en keek er in. Onder de hoed was Zopje niet, maar wel een dikke spin. | |
[pagina 13]
| |
Nu was ik het zoeken wel zat zeg en ging naar binnen. Zop was veel te goed verstopt. Ik heb toch overal gekeken, sapperloot. Toen zei jij papa, kom eens hier bij mij op schoot. | |
[pagina 14]
| |
Papa geeft Zipje een aai en zegt, ‘jij kan goed zoeken, Je hebt elk verstopplekje wel gehad. Ik weet waar Zopje zit, maar ik ga het niet verklappen. Om hem te vinden hoef je niet eens van mijn schoot te stappen. | |
[pagina 15]
| |
Hij zit niet achter mijn rug en niet onder de kruk. Nee, Zop zit ook niet onder mijn T-shirt. Hij zit hoger Zipje.’ ‘Papa, ik zie dat je hoofd raar doet. Nou zie ik het, hahaha, Zopje zit onder je hoed! | |
[pagina 16]
| |
Oh Zop, wat had jij je goed verstopt. Ik snapte er niks van waar je was gebleven. Zal ik me nou verstoppen, en jij telt drie keer op je vingertjes tot tien. En als je klaar bent met tellen, roep je heel hard: wie niet weg is is gezien.’ |
|