| |
| |
| |
Z
zaadkont, die krijg je als je je door een man van achteren laat nemen. Op een herfstavond van 1872 hoorden twee nachtwachten in de bosjes van de Weteringschans een jongensstem: ‘Mag ik je nou eens naaijen’, waarop een ander antwoordde: ‘Ben je bedonderd, dan krijg ik een zaadkont.’ (Marcus, 1984:25). |
zacht, in van de zachten zijn, homoseksueel zijn; verouderd. Wat denk je, dat ik van de zachten hen? Ik hen geen sodomieter. (Hekma, 1987:243). |
zang, in zang hebben, als homo uitgescholden worden. Zie zanger. |
zanger, iemand die homo uitscheldt. Toen er weer ‘vuile poten’ geroepen werd, werd de betreffende zanger beetgepakt en zo op de punten van het hek gezet dat toen nog om het plein heen stond. (Koenders, 1984:81). |
zanglijster, iemand die door opvallend gedrag zang ‘uitlokt’. (Endt, 1974). |
zeebanket, een (aantrekkelijke) matroos. Als hij in een bar zit waar vroeger veel matrozen kwamen, door hem benoemd tot zeebanket, hoor je in zo 'n tekst de valse nichtentoon. (de Volkskrant 5.1.88). Rodgers (1979) meldt ‘seafood’ (Amerikaanse homo-uitdrukking) voor zeelieden. |
zevenendertig graden, synoniem voor jongen. Hij is zo geil; het hoeft maar zevenendertig graden te zijn of hij loopt er achteraan. |
zingen, uitschelden van homo. Zie zanger. |
zij, hij. |
| |
| |
zijig, halfzacht. Dat is zo'n zijige. |
zij-jurk, heteroterm voor homo. Wie in de groote steden zijn oogen den kost geeft, kan tegen zonsondergang de zij-jurken weer zien schuiven. Aldus citeert Koenders (1984:101) het weekblad Storm van de Germaanse SS. |
zo, in zo zijn, homoseksueel zijn. De reactie op deze ontdekking was aanvankelijk: ongeloof - zou ik nu werkelijk zoo zijn? Daarna: verzet - ik wil niet zoo zijn! (Stokvis, 1939:66). |
zonde, homoseksueel gedrag. De zonde is een voorkeur die niet wordt gedeeld. (Komrij in Vrij Nederland, 29.4.78). Ook de stomme zonde, aanduiding voor homoseksueel gedrag in de vorige eeuwen. De handelingen werden gezien als werk van de duivel en men durfde de praktijken daarom nauwelijks bij de naam te noemen. Vandaar dat gesproken werd over de stomme sonde. Ook crimen nefandum en peccatum mutum.
Vergelijk met gedicht Two Loves van Lord Alfred Douglas: Then sighing said the other, ‘Have thy will, I am the Love that dare not speak its name.’ |
zoon, in aangenomen zoon, eufemisme voor vaste vriend. Johan Polak houdt niet van eten. Dat hij dagelijks toch de nodige vitamines binnenkrijgt dankt hij aan de zorgen van zijn aangenomen zoon. (Vrij Nederland, 24.10.1987:23). Zeker ken ik ook heden nog vele pedofiele opvoeders, die met haast onvoorstelbare zelfbeheersing en kuisheid zich een leven lang wijden aan pupillen of aangenomen zoons, die de ware aard van hun vriend niet vermoeden. (Last in inleiding bij Gide, 1969:8). |
zoutvaatje, kleine, stompe pik. Zie ook waxinelichtje. |
zuigen, pijpen. We rookten en ik zoog aan zijn mannelijkheid tot de voldoening erop volgde. (Büch, 1986). |
zuiger, anus. Kind, laat me nu eindelijk eens op m'n zuiger zitten. |
| |
| |
zuigsoubrette, homo. Een soubrette is vertolkster van lichte sopraanpartij in (komische) opera. |
zwaar geschapen, een groot geslacht hebben. Toen al dacht ik vaak: ik zou zo graag een meisje willen zijn, 's ochtends, de weerzin van dat die piemel d'r nog zat. En ik was nogal zwaar geschapen, dus je kon d'r niet omheen. (Marcus, 1984:114). |
|
|