reeds in 1927 een leerboek voor bijenteelt wist samen te stellen, dat voor vele decenniën zijn practische bruikbaarheid zou blijken te bewijzen. Men realiseere zich daarbij wel, dat veel van wat momenteel algemeen in de practijk wordt aanvaard en ook toegepast, toentertijd zelfs in theorie nog niet als geheel juist erkend werd. Thans hebben velen in den loop dier twaalf jaren de uitkomsten van Joustra's talrijke proefnemingen en gedegen onderzoekingen aan de practijk kunnen toetsen, waarbij zij tot de vertrouwenwekkende conclusie hebben kunnen komen, dat deze uitmuntende kenner van het bijenleven een betrouwbaar leidsman was op den lang niet gemakkelijken weg, die naar een eenigszins rendabele bijenteelt voert. In dit licht bezien, moet men er zich dus niet over verbazen, dat zijn handboek zoovele koopers vond.
Voor de toekomstige ontwikkeling van de bijenteelt in ons land mag deze herdruk als een hoopvol en verblijdend teeken worden beschouwd. Aan een nieuwe schare van bijenhouders wordt zoodoende immers wederom de gelegenheid geboden, om de best denkbare bedrijfstechniek aan te leeren en voor het vervolg te onderhouden. Ook thans zal weer een groote oplage het licht zien, berekend op een langen tijd. Dat die tijd, na verloop van luttele jaren reeds, opnieuw tekort genomen zal blijken te zijn, durf ik nu reeds met een gerust hart te voorspellen.
Men zou zich de vraag kunnen stellen, waaraan Joustra's bijenboek in hoofdzaak zijn succes dankt? Naar mijn meening voor alles aan het psychologisch inzicht van den auteur. Iemand van zijn capaciteit zou een veel ‘geleerder’ boek hebben kunnen schrijven. Maar of zijn geestesproduct dan nog een herdruk beleefd zou hebben, is een tweede vraag. De groote waarde van zijn werk ligt juist in den eenvoud en de bevattelijkheid, waarmede hij de op zich zelf zoo ingewikkelde leerstof weet te behandelen. Doordat de schrijver zich primair op den beginner instelt, bereikt hij dat deze den omgang met de bijen ook inderdaad leert. In een land als het onze, waarin de bijenteelt reeds zoolang op een hoogen trap van ontwikkeling staat, mag men vandaag feitelijk niet meer van pioniers spreken. Mannen als