'Uit het oog, uit het hart? Over twee heilige maagden: Lutgard en Liedewij'
(1997)–Ludo Jongen– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 127]
| |||||||||||||||||
Uit het oog, uit het hart?
| |||||||||||||||||
Patroonheiligen en zwangerschapSinds onheuglijke tijden hebben christenen in nood een beroep gedaan op heiligen, opdat dezen voor hen een goed woordje zouden doen bij God.Ga naar voetnoot1 Tot sommige heiligen wordt gebeden ter genezing van ziektes in het algemeen - bijvoorbeeld tot Liedewij van Schiedam -, anderen zijn ‘gespecialiseerd’, zoals Apollonia tegen kiespijn en Erasmus tegen darmklachten. Daarnaast hebben vele steden en beroepsgroepen een eigen beschermer: zo wordt in Maastricht Servaas vereerd en zoeken zowel tuinlieden als dermatologen hun heil bij de Heilige Fiaker. In vele gevallen is volstrekt duidelijk waarom de heilige een bepaald patronaat heeft ‘verworven’. De legendarische martelares Margaretha van Antiochië werd in de Middeleeuwen beschouwd als beschermheilige van zwangere vrouwen. Volgens de overlevering was zij in de gevangenis verzwolgen door een draak, maar vervolgens weer gezond en wel uit zijn opengebarsten buik tevoorschijn gekomen, opnieuw ‘geboren’ zou men kunnen zeggen. In haar allerlaatste gebed, net vóór ze onthoofd werd, zou zij God onder andere gevraagd hebben om zwangere vrouwen en hun vrucht te beschermen. In de Legenda aurea van Jacobus de Voragine wordt dit alsvolgt verwoord: ‘Zij voegde [aan haar gebed] toe dat elke vrouw die haar in zware barensnood zou aanroepen, een gezond kind ter wereld zou brengen. Uit de hemel klonk een stem die haar meedeelde dat haar verzoeken verhoord waren.’Ga naar voetnoot2 Soms echter lijkt elke logica tussen heilige en patronaat te ontbreken. Tijdens haar zwangerschappen had mijn moeder een door haar eigenhandig overgeschreven gebed tot Ignatius van Loyola (1491-1556) in haar rozenkransetuitje. Op die manier hoopte ze dat zwangerschap en bevalling voorspoedig zouden verlopen. Voor zover mij bekend heeft het inderdaad geholpen. Maar waarom zij nu juist vertrouwen stelde in deze geleerde jezuïet, is op het eerste gezicht niet duidelijk: Ignatius staat toch vooral bekend als patroonheilige van scholen, docenten en leerlingen.Ga naar voetnoot3 Naar alle waarschijnlijkheid gaat Ignatius' patronaat voor zwangere vrouwen terug op het volgende postume wonder uit de vroeg-zeventiende-eeuwse Generale legende der heylighen.Ga naar voetnoot4 Aan het eind van de Ignatius-legende schrijven de jezuïeten Pe- | |||||||||||||||||
[pagina 128]
| |||||||||||||||||
trus
Afb. 86. De Heilige Lutgard biddend voor een kruisbeeld. Houtsnede uit 1609.
Ribadineira en Heribertus Rosweydus het volgende wonder aan hun ordestichter toe. In het Duitse Eberberg, vlak bij München, had een vrouw twee nachten lang zware weeën; haar echtgenoot ging ten einde raad naar de dorpspastoor; deze jezuïet had geen relieken bij de hand en wikkelde daarom de door Ignatius opgestelde regel van zijn orde in een papiertje; zodra de zwangere vrouw dit pakketje op haar buik gelegd had, beviel ze snel en pijnloos van een gezonde jongen. Toch ligt het in onze ogen niet voor de hand bij zwangerschap een mannelijke heilige aan te roepen: een vrouw lijkt ons in die gevallen een natuurlijker keus.Ga naar voetnoot5 De bekendste is de reeds genoemde Margaretha van Antiochië. Zwangere, Nederlandstalige vrouwen konden, als zij dat verkozen, dicht bij huis blijven: de Heilige Lutgard van Tongeren (1182-1246) beschermde immers ook zwangere vrouwen. In het allerlaatste hoofdstuk van de Vita Lutgardis vertelt Thomas van Cantimpré over de zware en moeizame bevalling van een edelvrouw. Zodra ze de paardenharen gordel die Lutgard tijdens haar leven op haar blote huid had gedragen, op haar buik drukte, kwam het kind zonder pijn of moeite en in blakende gezondheid ter wereld. Daarna besluit Thomas zijn tekst met: ‘Ditzelfde is op verschillende plaatsen en bij verschillende personen met succes bewezen.’Ga naar voetnoot6 Toch is Lutgard nimmer een populaire heilige geworden, laat staan dat zij door zwangere vrouwen op grote schaal vereerd werd als patrones. Nu deelt Lutgard dit lot met talloze andere vrouwelijke heiligen, uit alle eeuwen en streken: vrouwen werden immers veel minder (snel) gecanoniseerd.Ga naar voetnoot7 In het onderstaande wil ik de vitae van vrouwelijke heiligen uit de ‘Nederlanden’ onder de loep nemen: Lutgard en Liedewij. | |||||||||||||||||
[pagina 129]
| |||||||||||||||||
Afb. 87. De Heilige Liedewij, houtsnede uit 1505.
| |||||||||||||||||
Een bevlogene in Brabant: de Heilige LutgardLutgard van Tongeren is een van de vele vrouwen die in de dertiende eeuw in het bisdom Luik en het hertogdom Brabant op een eigen wijze uiting wilden geven aan hun religieuze gevoelens. Omdat ze dat soms buiten het officiële, kerkelijke circuit om deden, werden ze door de clerus met argusogen gevolgd.Ga naar voetnoot8 Van de meesten kennen we vaak niet meer dan de naam. Zo weten we dat in het cisterciënzerinnenklooster in het ‘Waalse’ Aywières ten tijde van Lutgard een zekere Yolande vertoefde. Alles wat we van en over haar weten, berust op mededelingen van Thomas van Cantimpré, Lutgards ‘biograaf’. Volgens Thomas zou Yolande op instigatie van Lutgard het benedictinessenklooster in Moustier-sur-Sambre hebben verwisseld voor het veel strengere cisterciënzerinnenklooster in Aywières. Yolande leidde daar zo'n deugdzaam en godvruchtig leven dat haar in een visioen het uur van haar dood werd geopenbaard. Lutgard begeleidde Yolande op haar sterfbed. Na haar overlijden verscheen | |||||||||||||||||
[pagina 130]
| |||||||||||||||||
Yolande aan Lutgard om te melden dat ze verenigd was met de Hemelse Bruidegom.Ga naar voetnoot9 Gelukkig beschikken we over uitvoeriger vitae van een twaalftal van deze dames, veelal opgetekend door een mannelijke vertrouweling (vaak de biechtvader) van de heilige.Ga naar voetnoot10 De Vita Lutgardis van Thomas van Cantimpré is een van die langere ‘biografieën’. Tussen Lutgard van Tongeren en Thomas van Cantimpré hebben persoonlijke banden bestaan. Vermoedelijk heeft de dominicaan Lutgard omstreeks 1230 leren kennen, zodat hij de laatste zestien jaar van haar leven regelmatig contact met haar heeft gehad.Ga naar voetnoot11 In 1248 had hij een eerste versie van haar vita af: in dat jaar overleed immers zijn opdrachtgeefster Hadewijch, abdis van het klooster te Aywières. Maar tot ongeveer 1262 is hij eraan blijven ‘schaven en schuren’.Ga naar voetnoot12
Thomas heeft de Vita Lutgardis ingedeeld in drie boeken. Naar hij in de proloog expliciteert, wil hij aldus de mystieke opgang van Lutgard weergeven.Ga naar voetnoot13 In het eerste boek beschrijft hij de eerste stappen: vanaf haar geboorte in Tongeren (1182) via haar intrede in het benedictinessenklooster in Sint-Truiden tot haar overgang naar de cisterciënzerinnen in Aywières (1206).Ga naar voetnoot14 Bij de benedictinessen heeft ze haar eerste mystieke ervaringen. Het beroemdste, veelvuldig afgebeelde, visioen is de zogenoemde ‘hartenwisseling’. Nadat Christus Lutgard inzicht in de betekenis van de psalmen heeft geschonken, wil zij nog meer. Christus verschijnt haar opnieuw en vraagt haar - in de woorden van de vijftiende-eeuwse Middelnederlandse vertaler van Thomas' Vita Lutgardis-: - ‘Wat wildi van Mij?’ (- ‘Wat wil je van mij?’ Zij antwoordde: - ‘Ik wil uw hart.’ Jezus zei: - ‘Ik begeer het uwe nog veel meer.’ Daarop sprak Lutgard: - ‘Zo moet het zijn, Lieve Heer, dat de liefde van Uw hart Uw hart en het mijne verenigt, en dat mijn hart onder Uw bescherming altijd in het Uwe mag rusten.’) Het tweede boek beschrijft Lutgards vorderingen op de mystieke weg. Op thematische wijze wordt haar leven in de besloten vrouwengemeenschap beschreven (1206-1235). Achtereenvolgens komen de volgende zaken aan de orde: haar onvermogen om Frans te leren, haar eerste zevenjarige vastenperiode en hoe zij zielen uit de klauwen des duivels redt. Dan volgt haar tweede zevenjarige vastenperiode, haar strijd met de duivel, de kracht van haar gebed én haar voorspellingen. In het derde boek wordt ze blind, zodat ze letterlijk geen zicht meer heeft op het haar omringende aardse gedoe en ze zich met hart en ziel kan concentreren op haar geestelijk welzijn. Na de derde vastenperiode bereikt ze ten slotte de staat van perfectie en kan ze het Hemelse Jeruzalem betreden op 16 juni 1246. Een aantal postume wonderen sluit Lutgards levensverhaal af. Of Lutgard een populaire heilige is geweest, mag betwijfeld worden. Zowel tijdens haar leven als na haar dood waren haar | |||||||||||||||||
[pagina 131]
| |||||||||||||||||
Afb 88. Klein bronzen crucifix, tweede helft 11de eeuw.
Afb. 89. Klein bronzen crucifix, 11de-12de eeuw.
medezusters niet unaniem overtuigd van haar heiligheid.Ga naar voetnoot16 Vóór 1600 zijn nauwelijks sporen van een cultus te vinden.Ga naar voetnoot17 Daartegenover staat dat de Latijnse Vita Lutgardis in negen handschriften is overgeleverd.Ga naar voetnoot18 Ook is ‘de’ Latijnse tekst tot drie keer toe in een Middelnederlands dialect overgezet. Nog vóór 1275 werd ze in het benedictijnenklooster van Affligem bewerkt in jambische verzen. Van deze bewerking zijn ‘slechts’ de laatste 20.406 verzen over: het eerste boek is tot op heden spoorloos. Deze bewerking heeft, voorzover wij weten, buiten Affligem geen weerklank gevonden. Hij is maar in één handschrift overgeleverd en in andere Middelnederlandse teksten wordt hiernaar nimmer verwezen.Ga naar voetnoot19 In de dertiende eeuw is de vita Lutgardis ook vertaald en berijmd. Deze vrij slaafse berijming heeft evenmin sporen achtergelaten. Het enige handschrift is in de negentiende eeuw door bedrijvige Noord-Franse nonnetjes gedeeltelijk verknipt tot hartvormige bladwijzers.Ga naar voetnoot20 Ten slotte werd Thomas' tekst in de vijftiende eeuw nogmaals vertaald, ditmaal in proza: voorzover uit de bewaarde fragmenten valt af te leiden, is ook deze vertaling vrij letterlijk.Ga naar voetnoot21 Nog afgezien van de literaire waarde lijkt de ‘oogst’ aan Mid- | |||||||||||||||||
[pagina 132]
| |||||||||||||||||
delnederlandse levens indrukwekkend.Ga naar voetnoot22 Schijn bedriegt, want deze versies staan volstrekt geïsoleerd. De twee dertiende-eeuwse zijn waarschijnlijk vervaardigd voor geïnteresseerde, religieuze vrouwen. Zij zochten steun bij en putten troost uit Lutgards ‘biografie’: haar leefwijze strekte hun tot voorbeeld.Ga naar voetnoot23 Over het publiek van de vijftiende-eeuwse proza-versie valt op grond van de zeer fragmentarische overlevering geen zinnig woord te zeggen, maar het ligt voor de hand te veronderstellen dat ook deze vertaling voor gelijkgestemde vrouwen is vervaardigd. In feite levert de Middelnederlandse overlevering hetzelfde beeld op als de andere middeleeuwse gegevens over Lutgard: vóór 1600 is er nauwelijks sprake van een cultus. Hooguit kan men stellen dat Lutgard een cult-figuur was bij religieuze vrouwen die soortgelijke idealen nastreefden.Ga naar voetnoot24 Alle informatie over deze vrome vrouw gaat terug op de Vita Lutgardis van Thomas van Cantimpré. Buiten de kloostermuren in het hertogdom Brabant en het bisdom Luik is er gedurende de Middeleeuwen echter nauwelijks belangstelling voor deze bevlogene geweest: haar weinig spectaculaire leven had zich immers grotendeels afgespeeld achter slot en grendel van de kloosters in Sint-Truiden en Aywières. Het mag daarom niet verbazen dat Lutgard niet voorkomt in de Legenda aurea van Jacobus de Voragine, noch in het ‘Normalcorpus’, noch in de toegevoegde legenden, noch in de Middelnederlandse vertalingen.Ga naar voetnoot25 | |||||||||||||||||
Een ijsheilige in Holland: de Heilige LiedewijEen van de beroemdste valpartijen op Hollands natuurijs vond plaats op 2 februari 1395: tijdens het schaatsen botsten twee meisjes op elkaar; daarbij kwam eentje, Liedewij geheten, zó ongelukkig ten val, dat ze een rib brak. Die val was het begin van een ziekbed van ruim 38 jaar. Nomen est omen, want volgens de anonieme, Middelnederlandse levensbeschrijving noemde haar moeder haar Liedewij ‘tot enen teeken dat sij noch wijt soude worden in liden. Dat es, dat sij veel om Gods wille soude lijden’. (Dit bleek een voorteken. Haar naam betekent immers dat zij ter wille van God nog intens zou lijden.)Ga naar voetnoot26 Vooral dankzij een laat-vijftiende-eeuwse houtsnede in een gedrukte Latijnse vita van de welbespraakte franciscaan Johannes Brugman (±1400-1473) is Liedewijs val op het ijs wereldberoemd geworden.Ga naar voetnoot27 Net als Lutgard bijna twee eeuwen daarvoor wilde Liedewij haar leven uitsluitend in Gods dienst stellen: de parallellen tussen de levens van beide vrome dames liggen voor het oprapen. Lutgard vastte drie keer zeven jaar en leefde vaak alleen maar op een geconsacreerde hostie; Liedewijs ziekte belemmerde haar iets anders te nuttigen dan de Heilige Hostie. Beiden probeerden door gebed en versterving niet alleen hun eigen ziel en zaligheid veilig te stellen, maar ook die van anderen. Zowel Lutgard als Liedewij lagen regelmatig met de duivel overhoop, maar de hellevorst moest telkens het onderspit delven. Beiden overdachten met pijn in het hart het Lijden van Christus, beiden waren aan het eind van hun leven lichamelijk blind, maar hadden wel visioenen, want beiden smaakten het genoegen reeds tijdens hun le- | |||||||||||||||||
[pagina 133]
| |||||||||||||||||
ven
Afb. 90. Het zogenoemde Imervard kruis, midden 12de eeuw.
Afb. 91. Een houten crucifix. 13de eeuw.
op aarde rechtstreeks contact te hebben met hun Hemelse Bruidegom. Dat de vitae van Lutgard en Liedewij zoveel overeenkomsten vertonen, hoeft geen verwondering te wekken. De vitae van vrouwelijke heiligen hebben steeds hetzelfde stramien.Ga naar voetnoot28 Uiteraard zijn er verschillen. Zowel Lutgard als Liedewij dromen van een martelaarschap. Voor Lutgard is dat niet weggelegd: bij haar springt slechts een ader in de buurt van het hart. Liedewij is daarentegen daadwerkelijk in de voetsporen van de lijdende Christus en andere martelaren getreden, toen Picardische soldaten haar beschimpten en mishandelden.Ga naar voetnoot29
Tussen 1434 en 1436 werd op basis van hetzelfde materiaal, maar onafhankelijk van elkaar zowel een Middelnederlandse, als een Latijnse vita van deze Schiedamse maagd opgetekend.Ga naar voetnoot30 Op het eerste gezicht lijken deze teksten als los zand aan elkaar te | |||||||||||||||||
[pagina 134]
| |||||||||||||||||
hangen, bij nadere beschouwing kan echter een zesdelige opbouw onderscheiden worden.Ga naar voetnoot31 In het eerste deel worden haar geboorte (18 maart 1380) en jeugd tot en met de val op het ijs (hoofdstukken 1-2) beschreven. Dan volgen haar kwalen (hoofdstukken 3-11); haar geestelijke groei dankzij haar aandacht voor en medelijden met de Passie van Christus (hoofdstukken 12-17); de wonderen waarin haar zorg voor de noodlijdende medemens wordt benadrukt (hoofdstukken 18-24); haar uittredingen en visioenen van hel, vagevuur en hemel (hoofdstukken 25-33); en ten slotte haar laatste ziekte, dood (14 april 1433) en begrafenis (hoofdstukken 34-44). Parallel hieraan wordt Liedewijs mystieke opgang beschrevenGa naar voetnoot32 en net als bij Lutgard verschijnt Christus haar: Hiernae op eenen maendach die was des daechs voer Sente Thomaes avont - des avonts tusschen VIII ende IX uren - so quam een groote claerheit in haer camer die sij ghevoèlde met besloten oghen, becommert in haer gheestelike oeffeninghe. Doe sloech si haer oghen op ende sach opten voeten van haren betstede recht als een olyecruys ende daer aen hanghende een levende kint in vleesche ende in bloede met vijf wonden. Te hans begreep si daer toe groote reverencie als tot Onsen Heere Jhesum Christum ende dancten dat Hi Hem aldus openbaerde. (Op maandag 19 december, de dag vóór Sint-Thomasavond, werd haar kamer tussen acht en negen uur 's avonds hel verlicht. Hoewel zij haar ogen dicht had omwille van haar geestelijke oefeningen, werd zij het toch gewaar. Toen ze haar ogen opsloeg, zag zij aan het voeteneinde van haar bedstede een kruis, waaraan een Kind van vlees en bloed hing met vijf wonden. Terstond vereerde zij Het als Onze Heer Jezus Christus, en ze dankte Hem voor het feit dat Hij Zich op deze manier openbaarde.)Ga naar voetnoot33 De Latijnse Vita prior kende een zeer snelle verspreiding, al in 1440 wordt een uittreksel aangetroffen in Koblenz. Een - al dan niet verkorte - versie van deze vita komt uiteraard niet voor in de (dertiende-eeuwse) Latijnse Legenda aurea, maar ook latere uitbreidingen van het corpus bevatten niet Liedewij's levensverhaal.Ga naar voetnoot34 Wel is in een vijftiende-eeuws handschrift, afkomstig uit een franciscanessenklooster uit de omgeving van Trier, een Nederduitse vertaling van de Vita prior toegevoegd aan het Winterstuk van de Zuidnederlandse vertaling van de Legende aurea, eveneens in een Nederduits dialect.Ga naar voetnoot35 De Middelnederlandse tekst werd eveneens opgenomen in een vijftiende-eeuws handschrift met een groot aantal legenden uit de Zuidnederlandse Legenda aurea-vertaling. De twee andere handschriften met de Middelnederlandse tekst staan los van de Legenda aurea; datzelfde geldt voor de drie incunabelen en de ene post-incunabel van de tekst.Ga naar voetnoot36 De Latijnse Vita prior werd in 1441 bewerkt door niemand minder dan Thomas à Kempis (1379/1380-1471), de auteur van de Imitatio Christi. In 1456 werd Thomas' tekst op haar beurt - zoals reeds werd aangestipt - onder handen genomen door Johannes Brugman. In 1498 werd deze versie in opdracht van de kerkmeesters van de Schiedamse Sint-Jan-de-Doperkerk waar Liedewij begraven lag, gedrukt ten einde Liedewijs canonisatie in Rome te bewerkstelligen.Ga naar voetnoot37 De godsdienstige en politieke omwentelingen in de zestiende eeuw hebben dat toentertijd in de weg gestaan. Dat Liedewij van meet af aan meer aandacht heeft getrokken dan Lutgard hangt direct samen met hun beider leefomstandigheden: Lutgard sleet haar dagen in de beslotenheid van een klooster, terwijl het huis waarin Liedewij ziek te bed lag, midden in de stad Schiedam stond. Daardoor had Liedewij voortdurend contact met de plaatselijke bevolking en verspreidde haar faam zich door het graafschap Holland en het bisdom Utrecht.Ga naar voetnoot38 | |||||||||||||||||
[pagina 135]
| |||||||||||||||||
Afb. 92. Navolger van de Meester van Elsloo, een houten crucifix, circa 1540.
Afb. 93. Fragment van retabel met kruisafneming van Christus, Atrecht(?), circa 1500?
aan de openbare verering voor Liedewij: graf en grafkapel werden verwoest. Ofschoon de katholieke godsdienst in de Republiek verboden was, raakte Liedewij niet in de vergetelheid, in zogenaamde kloppenboeken duikt haar naam op als navolgenswaardig voorbeeld.Ga naar voetnoot39 In de katholieke, zuidelijke Nederlanden werd de Liedewij-verering van hogerhand bevorderd. In 1615 werden in opdracht van de aartshertog van Oostenrijk, Albert, en zijn echtgenote, de Infante Isabella, de relieken van Liedewij uit de kerk in Schiedam gestolen. De relieken belandden uiteindelijk in de Sint-Goedelekerk te Brussel, in de cisterciënzerinnenabdij te Soleilmont bij Charleroi, en bij de karmelitessen in Brussel; alleen de relieken in het laatste klooster hebben de Franse tijd ‘overleefd’.Ga naar voetnoot40 In het zuiden werd ook op andere wijze aan Liedewijs nage- | |||||||||||||||||
[pagina 136]
| |||||||||||||||||
dachtenis gewerkt, met name door de jezuïeten. De uit Utrecht afkomstige jezuïet Petrus Rosweydus nam een versie van de Liedewij-legende op in de eerste druk van de Generale legende der heylighen, die in 1619 te Antwerpen het licht zag. In 1657 verscheen eveneens te Antwerpen Den spieghel der maeghden van de jezuïet Ludovicus Jacobi: in dit stichtelijke boekwerk voor vrouwen nam hij een vertaling van Brugmans Vita alme virginis Liidwine op. Ten slotte verzorgde de Bollandist Papebroch de eerste wetenschappelijke studie plus editie van de Vita prior in de Acta sanctorum van april.Ga naar voetnoot41 Nadat in 1853 de katholieke hiërarchie in Nederland was hersteld, begon men zich in te zetten voor de canonisatie van de maagd van Schiedam. Op 14 maart 1890 ondertekende paus Leo XIII het decreet waarmee de verering van Liedewij officieel werd toegestaan.Ga naar voetnoot42 Haar naam en faam raakte over de hele wereld verspreid dankzij de Franse literator Joris-Karl Huysmans: in 1901 publiceerde hij zijn Sainte Lydwine de Schiedam dat in korte tijd vele herdrukken kende.
Ook Lutgard dankt haar ‘herstel’ grotendeels aan de jezuïeten. Niet alleen nam Rosweydus een Lutgard-legende op in zijn Generale legende der heylighen, de Bollandisten zorgden in 1701 voor de eerste wetenschappelijke uitgave van Thomas van Cantimprés Vita Lutgardis in de Acta sanctorum van juni.Ga naar voetnoot43 Waarschijnlijk is via dergelijke werken Lutgards naam tot in Praag verspreid: op de beroemde Karelsbrug staat een standbeeld van haar en Christus, in de zogenoemde kruisomarming.Ga naar voetnoot44 In de negentiende eeuw hebben de Vlaminganten haar tot patrones van Vlaanderen ‘gepromoveerd’. Thomas verhaalt immers dat men Lutgard na haar overgang naar het klooster in Aywières een leidinggevende functie wilde opdringen, maar dan moest ze wél Frans spreken. Dankzij de tussenkomst van Maria is Lutgard het Frans nimmer machtig geworden.Ga naar voetnoot45 In 1946 werd Lutgards zevenhonderdste sterfdag in Vlaanderen uitbundig gevierd. Een halve eeuw later lijkt er nauwelijks nog belangstelling voor de patrones van Vlaanderen. Men kan zich dus afvragen of zij nog steeds wordt aangeroepen bij zwangerschappen.Ga naar voetnoot46
Leiden, Rijksuniversiteit,
| |||||||||||||||||
[pagina 137]
| |||||||||||||||||
Verantwoording van de afbeeldingenIn de late Middeleeuwen stond in de christelijke devotie het lijden en sterven van Christus centraal. De pastoor van Schiedam raadde Liedewij dan ook aan haar aandacht op Christus' lijden te richten om zo haar eigen ongemakken in heilshistorisch verband te zien. Lutgard, op haar beurt, genoot visioenen van de Heer aan het kruis. (afb. 86 en 87) Afbeeldingen van Christus aan het kruis, de zogenoemde crucifix-afbeeldingen, waren daarom in de late Middeleeuwen zeer populair. Het type ontwikkelde zich echter al veel eerder, met name vanaf de elfde eeuw. Werd Christus in de vroege kerk vaak als de goede herder afgebeeld, met het verloren lam om zijn schouders, of in de vroege Middeleeuwen als Christus Koning, al of niet te paard, in latere perioden werd hij meer en meer uitgebeeld genageld aan het kruis. In de volle Middeleeuwen gebeurde dit vaak in de vorm van kleine bronzen beeldjes, niet groter dan zo'n vijftien centimeter, met een triomferende Christus die als het ware vóór het kruis staat. Hij hangt niet, maar staat op een voetstukje, Zijn hoofd is niet gebogen, Zijn voeten staan naast elkaar. (afb. 88 en 89) Soms is Hij ook in hout gesneden, levensgroot met open ogen en gekleed in een lang gewaad; zo wordt het beeld opgeroepen van de eerstgeborene der doden uit de Apocalyps (Openb. 1:5 en 17-18). Zulk een crucifix, zoals het hier afgebeelde Imervardkruis, was vaak tegelijk reliekdrager: in het hoofd van Christus zijn liefst 30 relikwieën geborgen. (afb. 90) Er wordt wel vermoed dat deze beelden van een staande, geklede Christus met baard, in later tijd, toen de ‘mode’ was veranderd, niet meer begrepen werden en werden aangezien voor een bebaarde vrouwenfiguur. Daaromheen zou zich dan de legende van Sinte Ontcommer gesponnen hebben, het meisje dat niet wilde trouwen, van God een baard kreeg en door haar woedende vader werd gekruisigd (zie ook afb. 99). In de loop van de dertiende en veertiende eeuw werd steeds meer nadruk gelegd op het lijden van Christus: steeds meer hangt Hij zichtbaar en lijdend aan Zijn armen aan het kruis en laat Hij Zijn hoofd hangen. Zijn benen zijn gebogen, Zijn voeten over elkaar gekruist en met één nagel vastgenageld: het drie-nagel-type. (afb. 91 en 92) Aan het eind van de Middeleeuwen wordt ook het dode lichaam aan het kruis, of de kruisafname verbeeld. (afb. 93) | |||||||||||||||||
LiteratuurVan de hand van Chr. Beutler verschenen enkele studies, waaronder: Der älteste Kruzifixus. Der entschlafene Christus (Frankfurt am Main, 1991). Het Schnütgen Museum te Keulen beschikt over een schitterende collectie kleine bronzen crucifixen.
|
|