Roseliins oochies, ontleedt(1639)–Daniel Joncktys– Auteursrechtvrij Vorige Volgende XXXI. ONdoorgrondelijcke gronden! 'K ga niet vaylig, sonder noot; 'K ben niet vrolijck, sonder vvonden; 'K kan niet leven, sonder dood. 'T zijn tvvee OOGEN die my geven Dood, en doodelijcke vvond: En dat dooden doet my leven; En dat vvonden maeckt gesond. Hierom, op dat ick sou mogen Hoeden my voor doods gevaer, Soeck ick stadig dese OOGEN, Om gevvondt te zijn van haer. Soette vvonden, sonder sterven! Lieflijck sterven, sonder dood! Aerdig stelen, sonder derven! Wonder derven, sonder noot! Vorige Volgende