Roseliins oochies, ontleedt(1639)–Daniel Joncktys– Auteursrechtvrij Vorige Volgende XIII. IVpijn heeft, tot verderf en bystand, Den snellen blixem in de vuyst: Neptuyn stuyrt met syn krommen dry-tand, Al vvat de bracke Zee bekruyst. De vvijse Pallas heeft haer borsten Met 't ys re Gorgons hoofd bevvaert: En Mars beheerscht de grootte Vorsten, In't bloedig strijden, met syn svvaerd. Vulcanus is op't vuyr bedreven: Het angel-klim hoort Baccho toe: [pagina 93] [p. 93] Alciden is een knods gegeven: Mercurio de vrede-roe. Cupido is met boog, en pijllen, En minne-fackels toegerustt. Dit zijn, O Gôon, de sterckste stijllen, VVaer op, quansuys, uvv Hemel rustt: Dit zijn uvv vvapens van vermogen. Dan, siet eens, ofse niet en zijn All t'saem vereenigt in de OOGEN, Van mijn Godin, mijn ROSELIIN. Haer OOG schiet snelle blixem-vlammen; Vervveckt, somtijds, een bracken vloed; En doet, als Gorgons hoofd, verstrammen, Al die sy met haer OOG begroett. VVie sag oyt doodelijcker vvonden, Dan die sy door haer loncken maeckt? VVie vvas oyt meer van 't vier geschonden, Dan die haer vlammen heeft geraeckt? VVat angel-klim maeckt soo onsinnig, Als 't vreemt bestralen van haer licht? VVat knods sloeg immermeer soo vinnig, Dan 't opslaen van haer fier gesicht? Haer OOG kan vreugd, en vrede baren, VVanneer het minsaemlijck belonckt; Of als een pijll in't herte varen, Of als een vlamm, die't all ontvonckt. [pagina 94] [p. 94] Wel, ROSELIIN, doordien uvv' OOGEN, Alleen, door haren vreemden schijn Soo veel als al de Gôon vermogen, Sult gy mijn aerdschen Hemel zijn. Vorige Volgende