Letterkundig overzigt en proeven van de Nederlandsche volkszangen sedert de XVde eeuw(1828)–Jacob Carel Willem le Jeune– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 142] [p. 142] XXV. Bruiloftszang. Geliefjes die u in den echt Door liefde zamenbindt, Ik bid u toch wel overlegt Wat staat dat gij begint. Het is geen os- noch koeijen-koop, Noch 't is geen kinderspel; Maar 't is al vrij een vaster knoop, Dus overlegt het wel. 't Is staâg niet: liefste kom te bed, Noch boter tot den boôm, Maar zorg op zorgen u belet, Dat wekt u uit tien droom: De zorg voor 't huis en huisbehoor, Voor aschschop en voor tang, Voor zwavelstok en voor konfoor, Dat maakt u dikwijls bang. Dan moet gij zorgen voor den kost; O zware en stâge schuld! Want heeft men wijn men heeft geen most, Of spek, men heeft geen zult. En zoo uw echtboom vruchtbaar wordt Sta bij dan doek en luur En wieg en wat er meer aan schort, En alle ding is duur. [pagina 143] [p. 143] En schiet de achtste maand dan aan Dan slaapt men staàg vol vrees: De schoenen moeten veerdig staan, Te gaan naar die of deez; Naar grootjen of naar peetjen toe, Al was het nog zoo koud; Ik wed de bruîgom wordt het moe, Wordt hij viermaal zoo oud. Dan komt de kommer dubbeld an, Het kind breekt al de rust, En besje zeit: dit komt er van, Dit's loon van zoete lust. Doch zoo ik 't al verhalen wouw, Onz' bruid en bruidegom Die kregen ligtelijk beid' berouw, Dus keer ik 't blaadjen om. Mopsjes. Vorige Volgende