stormende Roosen, ende Lelyen ghelooyt, ende gezeghelt, bevrijdt magh wesen van die scherpe toe-bijtende tanden der afjonstige lasteraers; die welcke geen smake vindende in het gene dat Goddelijck is, alle gheestelijcke saecken poogen te verdrucken, ende door het swart vuyl-stinckende pinceel van hunlieder ziel-quetsende boose tonge te verduysteren, ende te bevlecken. Bidde boven dies, den selven onder de grootdaedigheydt van Vwen Naem, soo hertelijck te aenveirden, als ick hem ben op-offerende, met alder-goedt-jonstighe eerbiedigheydt. Daerentusschen sal my altijdt verbinden te blijven,
SEER DOORLVCHTIGH ENDE EERWEIRDIGHSTE HEERE,
Vwer Eerw:
Alder-ootmoedighsten dienaer
Lucas vanden Kerchove.