Vermaninghe tot vasten.
BEminde vrienden C.H. Ick recommandeer my in v ghoede gratie, als die v van goeder herte beminne ende lief hebbe, ende hierom oock uyt een vryheyt tot u schrijve, vermanende tot vasten ende bidden, om den Heer te versoenen, die vvy merckelijcken sien dat op ons vertoornt is, ouermidts alle die plaghen, die vvy sien dat het lant nu daghelijcx overcomen, van Pest, van oorloch, van dieren tijdt, van banicheyt van benautheydt, van ketteryen ende secten, heeft dan oock oyt tijt gheweest om Godt den Heer te versoenen, So ist nu tijt, laten vvy ons dan verootmoedighen, onder die almoghende hant Godts met die van Ninive, die vastende Godts gratie verworven hebben. Soo mede Moyses ende Helias als zy tot Godt begeerden te gaen, hebben gevast. Oock Daniel inde Cuyl der Leeuwen, vastende, is beschermt gheweest. Die kinderen inde vierighe Oven vastende hebben die cracht des viers verwonnen. In alle benautheyt helpt vasten: het verdrijft die duyvelen, het vvederroept het voornemen Godts, en brengt tot gherusticheyt ende vrede. Laten wy ons dan schicken te vasten, eerst van sonden ende alle boosheydt, daer nae lichamelijcke penitentien doende, Sullen hier Godts gratie cryghen, en hier naemaels dat eeuwighe leven.