Jaapje, het avontuurlijke aapje
(1943)–Hermien IJzerman– Auteursrecht onbekend
[pagina 3]
| |
[pagina 4]
| |
Jullie zult wel allen weten
wat een held ons Jaapje is?
Hoe de slang is doodgeknepen,
dat was werkelijk niet mis.
Daardoor redde hij het leven
van Sultane, Sultans vrouw.
Sultan wil hem nu wat geven,
want hij vindt hem flink en trouw.
| |
[pagina 5]
| |
Ieder prijst en dankt het aapje,
Sultan is aan hem gehecht.
Maar o wee, hij wordt gestolen
door een rover boos en slecht.
| |
[pagina 6]
| |
Och, waarheen zal hij nu zwerven?
Veel is 't was hij achterliet - - -
Al zijn kleren moet hij derven,
eten krijgt hij ook at niet.
| |
[pagina 7]
| |
Drie matrozen kopen 't aapje
van den Turk; hij komt aan boord,
en zo zit daar treurig Jaapje
vastgebonden aan een koord.
| |
[pagina 8]
| |
Allen dagen moet hij dansen
bij 't geroffel van de trom.
Ook een beer, zo'n grote bruine,
achtervolgt hem met gebrom.
| |
[pagina 9]
| |
Door een touwtje leert hij springen,
boven op het heet kombuis.
Maar er komen zware stormen,
t' schip vergaat met man en muis.
| |
[pagina 10]
| |
Jaapje spartelt in het water.
Onder duikt hij - - - wat een last!
Maar hij grijpt zich even later
aan een balk heel stevig vast.
| |
[pagina 11]
| |
Eind'lijk strandt hij op een eiland,
koud en rillend ligt hij neer - - -
Niemand ziet hij in het ronde,
ook de boot ziet hij niet meer.
| |
[pagina 12]
| |
Eenzaam zit hij nu te beven.
Zie daar komen mensen aan,
hebben fluks hem warm gewreven,
zijn met armen Jaap begaan.
| |
[pagina 13]
| |
Naar hun hutje meegenomen
krijgt hij daar een warm ontbijt,
want de moeder van de jongens
melkt voor Jaapje vlug de geit.
| |
[pagina 14]
| |
Jammer is 't! Jaap kan niet blijven
in het hutje lief en warm.
Ach, zij kunnen hem niet houden,
want de mensen zijn zo arm.
| |
[pagina 15]
| |
Circuslieden kopen 't beestje,
nemen kleine Jaapje mee.
In een grote circuswagen
reist hij nu door dorp en steê.
| |
[pagina 16]
| |
Uitgedost in nieuwe kleren
speelt hij in de circustent,
moet veel rare kunsten leren,
raakt aan stok en zweep gewend.
| |
[pagina 17]
| |
Op een fietsje moet hij rijden,
clown geeft hem het meest nog les,
zó van 't paard maar af te glijden,
vlug te gooien met een mes.
| |
[pagina 18]
| |
Door een hoepel moet hij springen.
kopje duikelend weer terug,
en van uit de hoge balken
springt hij op de clown zijn rug.
| |
[pagina 19]
| |
Is hij moe en wil 't niet lukken,
(dat gebeurt wel eens een keer)
o, dan dalen harde slagen
op het arme Jaapje neer.
| |
[pagina 20]
| |
Jaapje kniest en wordt zo mager.
Vaak zit hij terneer in 't zand,
en dan krabt hij op zijn kopje
met zijn kleine bruine hand.
| |
[pagina 21]
| |
Op een dag wordt hij gedwongen
om te dansen op een koord.
O, kon hij nu maar ontsnappen
ginder door de circuspoort.
| |
[pagina 22]
| |
Staat daar niet een kleine jongen?
Och, nam dié hem nu eens mee!
Bij de plooiende gordijnen
glipt Jaap listig naar beneê.
| |
[pagina 23]
| |
Met een sprong is hij bij 't ventje
kijkt hij hem o zo smekend aan.
't Is alsof zijn oogjes vragen:
‘help me toch, 'k wil hier vandaan!’
| |
[pagina 24]
| |
‘Sla je mantel om mij henen,
zo - ja! Houd hem stevig dicht!
Laten wij nu samen vluchten,
draag me, gauw, ik weeg maar licht’.
| |
[pagina 25]
| |
Buiten op de straat gekomen,
klemt hij zich zo angstig vast.
‘Stil maar, beestje’, zegt de jongen,
‘'k zal je helpen, opgepast!’.
| |
[pagina 26]
| |
Ver van 't circus met een vaartje
zijn ze samen weggeglipt.
Jaapjes lange dunne staartje
komt uit Rolfjes cape gewipt.
| |
[pagina 27]
| |
Thuis schrikt Rolfjes moeder hevig
als zij 't vreemde beestje ziet.
Jaapje geeft zijn mooiste kushand,
Rolfje smeekt: ‘verjaag hem niet.
| |
[pagina 28]
| |
‘'k Wou zo graag, dat hij mocht blijven,
hier bij òns - ja moes - voor goèd.’
Moeder zegt, dat Rolf dan zelf maar
voor klein Jaapje zorgen moet.
| |
[pagina 29]
| |
Als het herfstig wordt en kouder,
krijgt Jaap wollen kleren aan.
In de spiegel kijkt de stouterd
of ze hem wel netjes staan.
| |
[pagina 30]
| |
Aan een kleine poppentafel,
fed'ren morgen juist op tijd,
moet hij netjes broodje eten,
melkje drinken voor ontbijt.
| |
[pagina 31]
| |
Winter wordt het en 't gaat sneeuwen.
Nu mag Jaap met Rolfje mee.
aangekleed met muts en mantel,
op de splinternieuwe sleê.
| |
[pagina 32]
| |
Zo woont Jaapje eind'lijk veilig,
nooit hoeft hij meer bang te zijn.
Uit is 't met verdriet en zorgen,
Jaapje vindt het leven fijn!
|
|