Tel eens, hoeveel?
(ca. 1925)–Tante Ida– Auteursrecht onbekend
[pagina 1]
| |
[pagina 2]
| |
2 tweeHarlekijntjes, hoepla, hè!
Vindt ge ze niet leuk? die -
| |
[pagina 3]
| |
3 drieTingeling! 'k Hoor de bel, ei zie,
't Is bezoek er komen -
| |
[pagina 4]
| |
4 vierOm te kaatsen geef ik hier
U deez' ballen alle -
| |
[pagina 5]
| |
5 vijfWe zijn niet pruilerig en stijf,
Maar dansen vroolijk alle -
| |
[pagina 6]
| |
6 zesEerst leerden we vlijtig tezaam onze les,
Nu gaan we als soldaten op marsch alle -
| |
[pagina 7]
| |
7 zevenWel, kijk nu mijn wollige schaapjes eens even,
Zij grazen in 't weiland zoo heerlijk die -
| |
[pagina 8]
| |
8 achtNu spoedig de gansjes naar huis toe gebracht;
Ontbreekt er niet eentje? Welneen, er zijn -
| |
[pagina 9]
| |
9 negenAcht kippen hebben wij gekregen
En ook een haan, dus samen -
| |
[pagina 10]
| |
10 tienHebt ge ooit zulke ferme soldaten gezien?
De vijand gaat wis op de vlucht voor die -
|
|