dus beter ze niet weer samen te brengen, als het vermeden kon worden.’
‘Heel verstandig!’ zeide Carla met een lach. ‘Want ik geloof niet dat één haar van zijn hoofd aan het goede kind denkt.’
Er was iets in haar spottenden toon dat hem onaangenaam aandeed.
‘Hij denkt aan geen enkele vrouw....’ zeide hij schouderophalend, ‘althans zeker niet met het oog op een huwelijk. Ik geloof niet dat Kant licht trouwen zal.’
‘Waarom niet?’ vroeg zij belangstellend.
‘Omdat hij tegen den levenslangen band van het huwelijk opziet.’
‘Heeft hij je dat gezegd?’
‘Och, wij hebben in dien zin wel eens met elkaar gesproken....’ was het ontwijkende antwoord. ‘Maar om op Baby terug te komen: spreekt zij wel eens over hem?’
‘Vroeger wel, nu al lang niet meer. Zij wil het niet meer weten, geloof ik.’
‘Arm klein ding, wat wordt zij al wijs en verstandig!’ dacht hij, zich plotseling herinnerend hoe dapper zij uiterlijk hare teleurstelling had gedragen, toen het bewuste telegram arriveerde.
‘Kon zij haar geest maar met het een of ander bezighouden!’ hernam hij hardop. ‘Dan zou zij wel weer vroolijk en gezond worden.’
‘Hoe bedoel je dat?’ vroeg Carla verwonderd. ‘Wat zou je dan willen dat zij deed?’
‘Wat zij zelve wil.... als zij maar iets deed, iets wat haar interesseert. Jonge meisjes hebben toch ook zoo'n vervelend, onbelangrijk bestaan. Ik voor mij begrijp niet, hoe zij zoo'n armzalig leven van handwerkjes en uitgaan en romannetjes lezen op den duur kunnen uithouden! Het is me letterlijk een raadsel.’
‘Natuurlijk begrijp je dat niet, omdat je zelf geen jong meisje bent; dat is nog al natuurlijk!’
‘Nu, ik ken dan toch jonge meisjes die heel anders denken, die snakken naar studie en arbeid en een ernstig levensdoel, geheel als een man.’
‘O! je bedoelt die wezens, die zich geëmancipeerd noemen en zich graag als mannen aanstellen, zooals bijvoorbeeld die Anna Denners, met haar kort geknipte haar, die bij de Willnars gelogeerd heeft! Hu! onuitstaanbaar!’