Oeuvres complètes. Tome II. Correspondance 1657-1659
(1889)–Christiaan Huygens– Auteursrecht onbekendNo 410.
| |
[pagina 61]
| |
enckel spel te sijn het geene hier wert verhandelt, maer datter de beginselen en gronden geleijt werden van een seer aerdighe en diepe speculatie. Soo sullen oock, meijne ick, de Voorstellen die in dese materie voorvallen, geensins lichter als die van Diophantus geacht werden, doch wel vermaeckelijcker misschien, door diense iets meer inhouden als bloote eygenschappen der getallen. Voorts is te weten dat al over eenighen tijdt, sommighe vande vermaertste Wiskonstenaers van geheel VranckrijckGa naar voetnoot2) met dese soorte van Rekeningh sijn besigh geweest, op dat niemandt hier in, de eer vande eerste Inventie die de mijne niet en is, mij toe en schrijve. Doch sij luyden, ofse wel sich onder malkanderen met vele swaere questien ter proeve stelden, soo hebbense nochtans elck sijn maniere van uytvindingh bedeckt gehouden. Soo dat ick van noode gehad heb, alles van vooren aen selfs te ondersoecken en te doorgronden: Ende daerom oock noch niet verseeckert en ben, of wij hier in een selfde eerste beginsel getroffen hebben. Maer de uytkomste belangende, heb ick in vele questien ondervonden dat de mijne vande haere geensins en verscheelt. VE. sal vinden dat ick in 't eynde van dit Tractaet, noch eenighe van die questien bijgevoeght hebbe, achterlaetende nochtans de werckinghe; eensdeels om dat ick te veel moeyte te gemoet sagh, indien ick alles nae behooren wilde afdoenGa naar eindd); ten anderen om dat mij raetsaem dacht, iets overigh te laeten, 't welck onse lesers (sooder eenighe sijn sullen) mochte dienen tot oeffeningh en tijdtverdrijfGa naar einde).
VE. dienstwilligen Dienaar Chr. Huygens van Zuylichem. In 's Gravenhage den 27. Apr. 1657. |
|