Gedichten. Deel 1: 1607-1623
(1892)–Constantijn Huygens– Auteursrecht onbekend
[pagina V]
| |||||||||||||||||||
AAN DEN OUD-HOOGLEERAAR
DR. J.C.G. BOOT,
SECRETARIS VAN DE LETTERKUNDIGE AFDEELING DER KONINKLIJKE AKADEMIE VAN WETENSCHAPPEN.
DIE DE HANDSCHRIFTEN VAN HUYGENS HEEFT TERUGGEVONDEN EN MET DE UITERSTE ZORG GERANGSCHIKT, | |||||||||||||||||||
[pagina VI]
| |||||||||||||||||||
WORDT DIT BOEK
UIT HOOGACHTING EN VRIENDSCHAP
OPGEDRAGEN
DOOR
DEN BEWERKER. | |||||||||||||||||||
[pagina VII]
| |||||||||||||||||||
Inleiding.Den 13den December 1686 schreef Huygens aan Joffr. G. Gordon geseght Graeuwe tot HulstGa naar voetnoot1): ‘In den kortsten tijt mijnes levens die my overigh is, werde ick wat moeyelijck geperst, om de reste mijnder vodderijen met de voorste aenden dagh te laten komen, ende langer weet ick 't niet te weeren.’ Vier maanden later werd de negentigjarige dichter in de Groote Kerk te 's Gravenhage ter ruste gelegd, voordat hij aan het verlangen zijner vrienden had kunnen voldoen. Thans, nu er meer dan twee eeuwen na zijn dood zijn voorbijgegaan, zal de eerste volledige uitgave van Huygens' gedichten het licht zien. In denzelfden tijd, dat voor den beroemden zoon een monument wordt gesticht door eene prachtuitgave van zijne briefwisseling en een herdruk zijner werken, zal de herinnering aan den talentvollen vader worden verlevendigd.
Constantyn Huygens neemt om verschillende redenen onder de dichters van zijn tijd eene eigenaardige plaats in. Hij was dichter, zooals hij componist en geleerde was. Zijn hart hing niet met alle kracht aan ééne kunst of ééne wetenschap; zijn vrije tijd werd niet met groote voorliefde aan één vak besteed. In zijne vrije oogenblikken voerde hij eene buitengewoon uitgebreide correspondentie, las veel in allerlei talen, hield de studie van een groot aantal wetenschappen bij, bespeelde een paar muziekinstrumenten, componeerde en dichtte. Wij weten, dat hij er zich op beroemde slechts verloren oogenblikken aan de dichtkunst te hebben gewijd, zooals hij zegtGa naar voetnoot2): ‘en me promenant, en m'habillant etc. sans m'asseoir comme pour estude d'importance, ce que je n'ay jamais faict en ceste sorte d'exercice, qui en effect ne peut passer que pour bagatelle.’ Maar op zijn elfde jaar is hij met ‘die soort van oefening’ begonnen; hij heeft er tachtig jaren lang mee volgehouden en in verschillende genres meesterstukjes gegeven. Na zijne kinderjaren is er geen enkel tijdperk van zijn leven, waarin hij geene verzen heeft geschreven. | |||||||||||||||||||
[pagina VIII]
| |||||||||||||||||||
Huygens heeft zelf opgeteekend, waarnaar hij als dichter heeft gestreefd. In eene onvoltooide en onuitgegevene autobiographieGa naar voetnoot1) schrijft hij: ‘In mijne Nederlandsche gedichten geloof ik, steunende op eigen gezag en op de vrijheid, die onze moedertaal veroorlooft, eenigszins te hebben bereikt, wat ik bij de meeste anderen te vergeefs zoek, om nl., door het nuttige met het aangename te vereenigen, geene verzen te schrijven arm aan inhoud, dus welluidende nietigheden, noch iets dat kleurloos is, dus zonder dichterlijke woorden en bevallige wijze van uitdrukking. Men kan opmerken, hoe troebel de woordenstroom is van henGa naar voetnoot2), die zich alleen voor de ooren doen hooren, en hoe zij - daarvan beschuldig ik hen gewoonlijk - geheel vervloeien. Want als men van hunne verzen de woorden en ijdele klanken wegneemt, blijft er in het geheel niets over, terwijl daarentegen, als het een klomp deugdelijk koper of zilver is, deze ook nog waarde moet behouden, wanneer de vorm er aan is ontnomen.’ En iets verder: ‘Wat mij betreft mogen de strenge dichters van ernstige gedichten verstandig zijn en daarentegen de teergevoeligen, die ingewijd zijn in de mysterien van nietszeggende verzen, dwaas; er is een middelweg, die mij aantrekt. Ik zal trachten zoo te behagen, dat ik nut kan stichten, en op zulk eene wijze nut te stichten, dat ik niet mishaag. Als ik vroolijke dingen behandel, moet mijn stijl niet al te moeilijk zijn; wanneer ik als censor de zeden onzer eeuw aanval, moeten de pillen, die natuurlijk meer aloë dan honig bevatten, wel worden verguld. Ik zal het duistere duidelijk, het heldere niet duister behandelen, maar ook niet met afgezaagde of platte woorden.’ Het is hier niet de plaats, om te onderzoeken, of Huygens het ideaal, waarnaar hij als dichter streefde, nabij is gekomen. Wij nemen hem, zooals hij is, met zijne kernachtige, doch meermalen gewrongene wijze van uitdrukking, met zijne scherpe opmerkingsgave, zijne groote menschenkennis, zijne ernstige satire, zijn diep nadenken, zijn goeden luim. Wij zien hem dichten in vele talen, in zijne moedertaal en in het Fransch, de taal van het hof, in het Italiaansch en in het Latijn, de taal der geleerden. En overal merken wij dezelfde eigenaardigheden van stijl op, dezelfde zucht, om in weinig woorden veel te zeggen. Huygens heeft als Latijnsch dichter weinig roem behaald; toch worden thans zijne Latijnsche verzen herdrukt. Wij zijn op weg, om onze Latijnsche dichters te vergeten, of, zoo zij tevens in het Nederlandsch hebben gedicht, hen eenzijdig te beschouwen en alles, wat zij in de taal van Latium schreven, stilzwijgend ter zijde te leggen. Men vergeet, dat het Latijn niet alleen in wetenschappelijke werken en in brieven werd gebruikt, maar dat het ook de taal der poëzie was voor zeer velen en vooral voor hen, die hunne stem buiten de grenzen van het vaderland wilden doen hooren. En al wijst men op het onnatuurlijke, om moderne denkbeelden te willen weergeven in eene doode taal, al keurt men de | |||||||||||||||||||
[pagina IX]
| |||||||||||||||||||
sterke navolging van de Romeinsche dichters af, men behoort eenigen eerbied te koesteren voor de pogingen van vele groote mannen, om de literatuur meer cosmopolitisch te maken, pogingen, waaraan wij op verschillend gebied meesterwerken te danken hebben. Laat men de Latijnsche verzen onzer dichters buiten rekening, dan wendt men het oog af van dat gedeelte van hun arbeid, waarin zij als kunstenaar somtijds naar het hoogste hebben gestreefd. Men zou Heinsius, Grotius, Broekhuizen en zoo vele andere dichters onrecht doen, als men hen alleen uit hunne Nederlandsche verzen wilde leeren kennen. Nu zijn de Latijnsche verzen van Huygens om verschillende redenen belangrijk. Misschien is niemand onzer dichters met zoo vele vreemdelingen in aanraking geweest als hij; hij wisselt dan ook Latijnsche gedichten met den Franschen minister, den graaf De Brienne, en bezingt in dezelfde taal Corneille, Descartes en Saumaise. Voor de kennis van zijne levensgeschiedenis en de waardeering van zijn talent zijn deze verzen onontbeerlijk. Huygens heeft zich verder eerst als Latijnsch dichter gevormd en is jaren later begonnen met het schrijven van Nederlandsche verzen. Zijne groote kennis van de classieken en zijne propaedeusis in de Latijnsche poëzie hebben een buitengewoon grooten invloed gehad op al zijne latere werken. In de Latijnsche versjes, die hij op elf- en twaalfjarigen leeftijd dichtte, herkennen wij den geestigen satiricus van de sneldichten. En al mogen vele versjes van den knaap op zich zelve beschouwd weinig waarde hebben, zij verklaren niet alleen veel, maar zij geven ons verder zulk een aardigen blik in de opvoedingsmethode dier dagen, dat zij reeds alleen om die reden belang moeten inboezemenen. Zoo wordt dan alles, wat Huygens van zijne groene jeugd tot zijn grijzen ouderdom heeft gedicht, thans uitgegeven. Onbarmhartig wordt de sluier weggeschoven, wordt meegedeeld, wat hij zelf niet gedrukt wenschte te zien, en door de vermelding van de veranderingen, die hij later in zijne verzen heeft aangebracht, een blik gegund op zijne manier van werken. Dat de gedichten van Huygens kunnen worden uitgegeven naar zijn eigen handschrift, is een onschatbaar voorrecht. Daardoor zullen niet alleen vele moeilijkheden van interpretatie worden opgelost, maar zullen tevens zijne gedichten eene rijke bron worden voor de kennis van zijn leven. Welke Handschriften van den dichter wij bezitten en op welke wijze daarvan gebruik zal worden gemaakt voor dit werk, vindt men op de volgende bladzijden. | |||||||||||||||||||
De handschriften van Huygens.In de Algemeene Konst- en Letterbode van 19 Juli 1822Ga naar voetnoot1) werd het bericht opgenomen, dat er eene menigte handschriften en teekeningen van het geslacht Huygens voor den dag waren gekomen, die eerlang | |||||||||||||||||||
[pagina X]
| |||||||||||||||||||
onder den hamer zouden worden gebracht. Den 17den Februari 1823 had die verkooping plaatsGa naar voetnoot1); de handschriften werden voor ƒ 1300 gekocht door den Heer S. Iz. Wiselius, de teekeningen vielen voor ƒ 400 den Heer A. Brondgeest ten deelGa naar voetnoot2). Het bleek spoedig, dat Wiselius de handschriften voor het Rijk had aangekocht. De voorzitter toch van de Tweede Klasse van het Koninklijk Instituut, D.J. van Lennep, had in de vergadering, welke dat geleerde Genootschap den 30sten Januari had gehouden, de aandacht op de belangrijke verkooping gevestigdGa naar voetnoot3) en er was toen besloten, om zich tot de Regeering te wenden en hare hulp in te roepen. De Minister van onderwijs, Anton Reinhard Falck, verleende zijn machtigen steun en Wiselius kocht de collectie ‘op last en voor rekening van Z.M. den Koning’Ga naar voetnoot4). Koning Willem I verdeelde den pas verworven schatGa naar voetnoot5). Aan de Tweede Klasse van het Instituut vielen de brieven en gedichten van Constantyn Huygens, den vader, en de papieren van zijn oudsten zoon, Constantyn, ten deel. De Leidsche Bibliotheek kreeg de brieven aan den ouderen Constantyn Huygens en de papieren van zijn beroemden zoon Christiaan. Aan het Rijksarchief werd het grootste gedeelte van de brieven afgestaan, welke de leden der familie Huygens als politieke personen hadden geschreven, terwijl in het Huisarchief des Konings die stukken werden opgenomen, welke meer bepaald betrekking hadden op de geschiedenis van ons Vorstenhuis. Het Rijksarchief bleef niet lang in het bezit der door den Koning geschonken verzameling. Al zeer spoedig werden de 3 volgende HSS. van den ouderen Constantyn: Brieven van Hare Hoogheid aan mij in de Commissie van Oranje, Domestica Principis en Mariage d'Angleterre opgeeischt voor het Huisarchief. In 1828 had hetzelfde plaats met de Lettres de Grands à moi (den ouderen Constantyn), van de jaren 1632 tot 1659, en met de in 4 boekdeelen alphabetisch gerangschikte Brieven van luiden van Staat in de Vereenigde Nederlanden aan mij (denzelfden)Ga naar voetnoot6). | |||||||||||||||||||
[pagina XI]
| |||||||||||||||||||
Daar het Rijksarchief bij diezelfde gelegenheid beroofd werd van een bundel brieven van Huygens aan RivetGa naar voetnoot1), die het sedert 1820 uit het legaat J. Roijer had verworven, was het nu nog armer aan handschriften van Huygens dan te voren. Het Instituut behield zijne handschriften, maar er werd weinig gebruik van gemaakt, ook toen de naam van het geleerd Genootschap veranderd was in dien van Koninklijke Akademie. Bilderdijk heeft voor zijne uitgave van Huygens' gedichten (1824) het MS. der Korenbloemen te leen gevraagd, maar heeft er niets geen partij van getrokkenGa naar voetnoot2). In 1828 gaf Wiselius de geschiedenis van de ziekte van Willem II naar het HS. van Huygens uitGa naar voetnoot3). Niet alleen werd er geen ander gebruik van de HSS. gemaakt, maar zij werden zelfs geheel vergeten. Jorissen schreef zijn werk over Constantin Huygens (1871) zonder te weten, welk een schat er in zijne nabijheid verborgen was. Doch nu door zijn boek onze dichter aan de orde was gesteld, namen in de vergadering van de letterkundige afdeeling der Kon. Akademie, die in April 1872 werd gehouden, de Heeren W. Moll en J.C.G. Boot op zich, om een onderzoek in te stellen naar de handschriften van Huygens, die in de Bibliotheek van dat Genootschap aanwezig moesten zijn en van welke zelfs niet eens eene behoorlijke lijst bestondGa naar voetnoot4). In Mei werden de stukken op een zolder van het Trippenhuis teruggevondenGa naar voetnoot5); zij werden toen gecatalogiseerdGa naar voetnoot6), met zorg door Prof. Boot gerangschikt en door Jorissen beschrevenGa naar voetnoot7).
De Handschriften der familie Huygens, welke in 1823 door het Rijk zijn aangekocht, bevinden zich dus in de Bibliotheek der Koninklijke Akademie, in het Huisarchief van H.M. de Koningin en in de Leidsche Bibliotheek. Hoewel in die drie verzamelingen zonder twijfel de meeste stukken worden aangetroffen, die het geslacht Huygens heeft nagelaten, is nog eene groote menigte van hare papieren in het bezit van bijzondere personen en van bibliotheken buiten 's lands. De belangrijkste stukken, die op Constantyn den vader betrekking hebben, zullen worden opgenoemd. Want de uitgever van zijne gedichten meent zich niet te mogen bepalen tot eene beschrijving van de HSS. dier gedichten alleen. Telkens toch moet naar andere manuscripten van den dichter worden verwezen, hetzij om den datum van een vers te bepalen, hetzij om een feit te verklaren, hetzij om opheldering te geven aangaande de personen, tot welke Huygens het woord richt. Daarom zal eerst een kort overzicht | |||||||||||||||||||
[pagina XII]
| |||||||||||||||||||
worden gegeven van de HSS. van onzen dichter, die in de verschillende verzamelingen berusten, terwijl daarna eene beschrijving van de HSS. der gedichten zal volgen. | |||||||||||||||||||
I. Bibliotheek der Kon. Akademie van Wetenschappen.In den Catalogus der BibliotheekGa naar voetnoot1) worden de papieren van Constantyn Huygens onder de nommers XXXIX tot L op de volgende wijze opgegeven: No. XXXIX. Fransch reisjournaal eener Ambassade uit den Haag naar Italië in 1620. 152 blz. Vooraf gaat een Latijnsch vers; achter het journaal volgen de beide Lat. gedichten Misogamos en Amaryllis; op het schutblad staat het Italiaansche vers Passando l'Alpi. Het reisjournaal hoop ik spoedig uit te geven. No. XL. Korenbloemen. Zie beneden. No. XLI. Fransche Gedichten. Zie beneden. No. XLII. Copieën en verzen aan Huygens in verschillende talen. 190 blz. Het zijn meestal kopieën voor Huygens door anderen genomen. De collectie heeft weinig te beteekenen. No. XLIII. Poemata Latina. Zie beneden. No. XLIV. Epistolae Latinae, ab anno 1608-1686, folio-band, 541 nommers. Het zijn bijna allen - slechts 33 zijn uitgezonderd - minuten van brieven. Daar er enkele kopieën bij zijn, is het aantal eigenlijk slechts 529. De brieven zijn aan ongeveer 120 verschillende personen, meestal geleerden, gerichtGa naar voetnoot2). Een 60tal er van zijn uitgegevenGa naar voetnoot3). No. XLV. Onvolledige kopie van het vorige nommer. Niet van Huygens' handGa naar voetnoot4). No. XLVI. Recueil de plusieurs mémoires, escripts, traductions, épitaphes, etc. folio-band, 711 blz. Het deel bevat een groot aantal Fransche brieven over de voogdij van Prins Willem III, een stuk over de Secretarie, eene Memorie aan de Prinses-douairiere, eene Memorie over de voogdij van den Prins, de ‘Instruction d'un père à son fils,’ enz. Eenige van deze stukken zijn door Jorissen uitgegevenGa naar voetnoot5). | |||||||||||||||||||
[pagina XIII]
| |||||||||||||||||||
No. XLVII. Musica, Medica, Physica, Chymica, Odorifera, Perfumatoria, Fusoria, Coquinaria, Philosophica, Mathematica, Arteficialia. folio-band, 595 blz. Zij leveren voor ons doel weinig opGa naar voetnoot1). Wiselius gaf uit dezen bundel het verhaal van de ziekte van Willem II uit. No. XLVIII. Prosa Anglica, Italica, Hispanica, Latina, Inscriptiones, C.M. Soetens Straet op Schevening en Rijswijck, Ordres tot den veldtoght opgestelt Ao 1671, Kerkelyk gebruyck der Psalmen, enz. Vita. folio-band, 1015 bladz. Daarbij 6 losse bladen met de aanmerkingen van Vondel en Mostaert op het Daghwerck en de weerlegging van Huygens. De vele Engelsche brieven, die dit deel bevat, zijn van belang, evenals de stukken, die betrekking hebben op het aanleggen van den Scheveningschen weg. Het Orgelgebruyck, door Huygens zelf in 1641 uitgegeven, vinden wij hier in HS., met verschillende stukken, die er op betrekking hebben. Het Kerkelyk gebruyck der Psalmen (1658) is door Prof. Moll uitgegevenGa naar voetnoot2), de aanmerkingen op het Daghwerck en eene Norma Studiorum (1645) voor zijne zonen door JorissenGa naar voetnoot3). Uit de Vita is een brokje over onze schilders door mij uitgegevenGa naar voetnoot4). Maar het werkje, dat 115 bladzijden bedraagt, tusschen 1629 en 1631 werd geschreven en slechts Huygens' leven van 1596 tot 1614 behandelt, bevat zoo vele belangrijke bijzonderheden, dat het ruimschoots verdient in zijn geheel het licht te zien. Het verwondert mij, dat Jorissen er zoo weinig aandacht aan heeft geschonkenGa naar voetnoot5). No. XLIX. Lettres françaises depuis l'an 1618 jusques 1687. 3 folio deelen van 991, 1345 en 1132 blz. De brieven zijn 1352 in getal; zij loopen over allerlei onderwerpen en zijn tot een groot aantal personen gericht. Zij zijn van het grootste gewicht. Jorissen oordeelde er aldus overGa naar voetnoot6): ‘Alles, wat Huygens heeft geinteresseerd, komt hier ter sprake. Allen die hem ooit belang hebben ingeboezemd, of geen belang, komen hier voor. Geen man van beteekenis en velen van geen beteekenis, bekenden noch onbekenden, die wij hier niet ontmoeten, voor wier biografie of karakter wij hier niet eene bijdrage, kleiner of grooter, aantreffen. Voor des schrijvers persoonlijk leven, zijn gezin, zijn werkzaamheid op ieder gebied, zijn omgang met vrienden, de twisten van den tijd, van welken aard ook, is een rijke bron ons hier geopend. De belangen van het Oranjegeslacht, van de hoofden en van de leden, van de kinderen tegen de ouders, en van de vrouwen tegen | |||||||||||||||||||
[pagina XIV]
| |||||||||||||||||||
de mannen; voorgestaan in de Republiek en in het buitenland, in den vorm van correspondentie of van memorie, brieven van den tourist of acten van den diplomaat; hoe ook, waar ook, zij hebben hun contingent tot deze verzameling geleverd. Letterkunde, staatkunde, toonkunst, bouwkunst, godgeleerdheid, wijsbegeerte - wie de beteekenis van deze wetenschappen en kunsten voor het maatschappelijk leven der XVIIde eeuw wil begrijpen, de geheel eenige collectie van Huygens' brieven is daar, om den weg te wijzen. Geen andere bestaat er, die, in zijn geheel beschouwd, zoo veel leerrijks bevat voor de geschiedenis van het voorgeslacht der 17de eeuw, in zoo velerlei opzicht.’ Het raadplegen van deze collectie is gemakkelijker geworden door het uitvoerige register, dat Mr. D. Hooft er in 1828 op heeft gemaaktGa naar voetnoot1). Jonckbloet heeft uit deze brieven zeer veel geput voor Huygens' levensbeschrijving in den 3den druk zijner Geschiedenis der Nederlandsche Letterkunde en met Prof. J.P.N. Land vele der brieven, in welke over muziek wordt gehandeld, geheel of gedeeltelijk uitgegevenGa naar voetnoot2). Huygens' brieven aan Corneille zagen het lichtGa naar voetnoot3); Prof. D.J. Korteweg gaf een overzicht van zijne correspondentie met DescartesGa naar voetnoot4) en thans wordt er van den bundel veel gebruik gemaakt voor de Oeuvres de Christiaan Huygens. No. L. De vita propria sermonum inter liberos libri duo. Zie beneden. Dat zijn de HSS. van den ouderen Constantyn Huygens, die in 1823 aan het Kon. Instituut zijn afgestaan en thans in de Bibl. der Kon. Akademie berusten. De vele HSS. van zijne zoonsGa naar voetnoot5) kunnen hier onvermeld blijven, nu de Journalen van den jongeren Constantyn, in welke wij hier en daar eene bijdrage vinden voor de levensbeschrijving van den vader, door het Historisch Genootschap zijn uitgegevenGa naar voetnoot6). De collectie van de Kon. Akademie is in 1882 vermeerderd door aankoop op eene auctie van de firma Frederik Muller. De toen verworven Handschriften, die voor ons van belang zijn, zijn de volgendenGa naar voetnoot7): XXXVIIIa. 35 Brieven aan Christiaan Huygens, den vader des dichters, uit de jaren 1586-1619. XXXVIIIaa. 14 Brieven aan denzelfden, uit de jaren 1581-1623. | |||||||||||||||||||
[pagina XV]
| |||||||||||||||||||
XXXIXa. 9 Losse bladen met aanteekeningen en verzen van Constantyn Huygens. Daarbij 1½ blad folio met biographische aanteekeningenGa naar voetnoot1). XLa. Gedicht en 2 brieven aan Const. Huygens van Adr. la Thor en 1 gedicht van Huygens aan haar. XLIIa. 65 Brieven en verzen aan Huygens in verschillende talen van J. Aerssen, Antonides, Barlaeus, Van Beuningen, Van Beverwyck, Cabeliau, N. Heinsius, J. Melanchton, L. Reael, Tulp en anderen, uit de jaren 1620-1684. XLIIaa. 143 Brieven van meestal onbekende personen aan Huygens uit de jaren 1604-1678. XLIIb. 3 Brieven van Huygens aan Barlaeus en Eckart. Latijnsche en Italiaansche brieven en gedichten aan H. gericht door J. Peyraredet, Charas en Geronimo Colonna. XLIIIa. 3 Latijnsche gedichten van H. aan I. Smithius, 1 aan Anna Maria Schuerman, 3 puntdichten op den naam en den dood van Cartesius. La. Verclaringh Vande XII. Arlijckelen des Christelijcken Geloofs. 1619. Eerste uitgave, eigenhandig door H. verbeterd voor een tweeden druk. Lb. Christelijcke bedenckinghen. Over De Thien Geboden Des Heeren. 1619. Eveneens door H. verbeterd. Le. 38 Brieven van Anna Manmaker aan Christiaan Huygens, den vader, uit de jaren 1611-1623. LIXb. I. van der Burgh aan Huygens met het antwoord van Constanter, 30 Jan. en 14 Febr. 1628. | |||||||||||||||||||
II. Huisarchief van H.M. de Koningin.Hier worden zeer vele HSS. van Huygens aangetroffen, van welke ik maar enkelen gezien hebGa naar voetnoot2). Het zijn de volgenden:
| |||||||||||||||||||
[pagina XVI]
| |||||||||||||||||||
Waarschijnlijk zijn er nog andere papieren van Huygens, die reeds vóór 1823 in het Huisarchief werden opgenomen. Enkele brieven van Huygens uit deze collectie heeft Groen van Prinsterer in de Archives de la Maison d'Orange uitgegeven. | |||||||||||||||||||
III. Bibliotheek der Rijks-Universiteit te Leiden.In 1823 kwam de Bibliotheek in het bezit van ruim 2100 brieven, in de jaren 1617-1676Ga naar voetnoot1) aan Constantyn Huygens gericht. De schrijvers dier brieven waren van allerlei stand en rang. Brieven van familieden, van vrienden van Huygens, zooals Barlaeus, Van der Burgh, Brosterhuisen en Westerbaen, brieven van staatslieden en geleerden, brieven van menschen, die den invloedrijken secretaris van den Stadhouder nederig een of ander verzoek doen, vindt men hier bijeen. Onder die brieven zijn enkele gedichten van Huygens verscholen. Bij de collectie Papenbroeck, in de Leidsche Bibliotheek aanwezig, zijn ook eenige verzen van Huygens, terwijl er in andere collecties een 60tal brieven van hem aan Barlaeus, Hooft, David de Wilhem, Nic. Heinsius, enz. worden gevondenGa naar voetnoot2). | |||||||||||||||||||
[pagina XVII]
| |||||||||||||||||||
IV. Het Amsterdamsch Archiefbezat in de collectie Diederichs 2 portefeuilles met papieren van Huygens en eene met die van zijn vader. De verzameling is thans naar de Amsterdamsche Universiteits-Bibliotheek overgebrachtGa naar voetnoot1). Er zijn daarbij verscheidene gedichten van hem en ruim 150 brieven aan hem. | |||||||||||||||||||
V. Het Rijks-Archiefbezit verscheidene brieven aan Huygens. De meest merkwaardigen van de collectie zijn van Ban en van De Balzac. De bundel heeft den titel: Papieren van Constantyn Huygens. In de collectie Beeldsnyder van Voshol zijn eenige gedichten van H. | |||||||||||||||||||
VI. Het Britsch Museumis van alle bibliotheken buiten 's lands het rijkst aan handschriften van onzen dichterGa naar voetnoot2). Niet alleen worden daar een groot aantal brieven aan hem gevonden, maar ook een paar prozageschriften van zijne handGa naar voetnoot3) en enkele Latijnsche en Fransche gedichten. De laatsten bevinden zich echter op 2 na ook in de verzameling der Kon. AkademieGa naar voetnoot4).
Ook andere bibliotheken bezitten HSS. van Huygens. In de Hof-und Staatsbibliothek te München vindt men een HS. van het gebed Over des Heeren AvontmaelGa naar voetnoot5), in de Bibliothèque Nationale te Parijs o.a. een Latijnsch gedicht en brievenGa naar voetnoot6), in de Bibliotheek te Breslau brieven van HuygensGa naar voetnoot7). De Kon. Bibliotheek te 's Gravenhage heeft een brief en een gedicht van H., den catalogus der boekerij van de Prinsen van Oranje, door Huygens geschreven, en een HS. van het gedicht De vita propria. Zonder twijfel zijn er in vele andere bibliotheken nog tal van HSS. van Huygens te vinden. Ook is er veel in het bezit van particulieren. De Heer Mr. W.J. Royaards van den Ham te Utrecht bezit, behalve vele familiepapieren van Huygens, het eenige bekende HS. van Hofwyck. Mevrouw de Wed. Jorissen - Bok is in het bezit van een boekje met Fransche rebus door Huygens geschrevenGa naar voetnoot8), de Heer W.J. Huygens te 's Gravenhage | |||||||||||||||||||
[pagina XVIII]
| |||||||||||||||||||
o.a. van het Dagboek van ConstanterGa naar voetnoot1), de firma W.P. van Stockum te 's Gravenhage van een HS. van de Tryntje Cornelis. Van verschillende andere personen heb ik verder HSS. ter inzage ontvangen. En ongetwijfeld is er nog zeer veel in autographen-collecties verscholen. Zoo bevatte de collectie-Slagregen, die in December 1891 door de firma Frederik Muller onder den hamer werd gebracht, vele belangrijke gedichtenGa naar voetnoot2). Van harte hoop ik, dat, nu er eene uitgave van al de gedichten van Huygens verschijnt, de bezitters van autographen zullen willen meewerken, om haar inderdaad tot eene volledige uitgave te maken door den bewerker voor enkele dagen hunne schatten af te staan. | |||||||||||||||||||
De handschriften der gedichten.Met opzet is zoo even slechts ter loops melding gemaakt van de handschriften der gedichten. Wij gaan thans over tot eene beschrijving er van. De handschriften der gedichten van Huygens berusten voor verreweg het grootste deel in de Bibliotheek der Kon. Akademie van Wetenschappen. Zij zijn met uiterst veel zorg door Prof. Boot chronologisch gerangschikt en zijn in den Catalogus geboekt onder de volgende nommers: XL. Korenbloemen, in 6 portefeuilles folio:
XLI. Fransche gedichten van 1614-1687. 34 omslagen met 435 bladzijden. XLIII. Poemata Latina, in 3 portefeuilles folio:
In portef. a. een schrijfalmanak van 1625 met het gedicht Iter Principis van 11 Nov. 1625. L. De vita propria sermonum inter liberos libri duo. 140 blz. folio. Ongeveer een derde gedeelte van deze gedichten is nooit gedrukt. In 1672 bezorgde Huygens voor het laatst eene uitgave der Korenbloemen; zijne Nederlandsche gedichten uit de jaren 1672-1686 zijn onuitgegeven. Ook vele vroegere verzen zagen nooit het licht. | |||||||||||||||||||
[pagina XIX]
| |||||||||||||||||||
Van de Fransche gedichten werden er 10 in de Otia opgenomen en een paar afzonderlijk uitgegeven. Bij de HSS. vinden wij 435 bladzijden met Fransche verzen. De laatste uitgave der Latijnsche gedichten dateert van 1655. Alles, wat Huygens in de jaren 1655-1686 in die taal dichtte, ziet thans voor het eerst het licht. En terwijl het oudste Latijnsche vers van Huygens, dat in de Otia werd opgenomen, van 1616 is, zijn in deze uitgave ook de verzen van 1607-1616 afgedrukt.
Men kan de handschriften der gedichten in 3 soorten verdeelen, nl. het klad, het net en de kopie voor de drukkerij. Het klad van een vers is dikwijls op kleine papiertjes geschreven, met vele doorhalingen en veranderingen. Van het net zijn nog al eens twee of meer exemplaren, die de dichter waarschijnlijk maakte, om ze aan zijne vrienden te schenken. De kopie verschilt meestal weinig van het net; zij is kenbaar aan de vele aanwijzingen voor den zetter. Slechts van enkele gedichten komen deze 3 varieteiten voor; meermalen bestaat alleen het klad of de kopie voor de drukkerij. De hand, waarmede de verzen geschreven zijn, is zeer verschillend en het letterschrift wisselt telkens af. Er liggen bijna 80 jaren tusschen het eerste en het laatste gedicht van Huygens! Zelfs vinden wij verschillend letterschrift in dezelfde periode, zoodat men somtijds eerst na lang vergelijken met zekerheid kan zeggen, dat het schrift inderdaad van Huygens is. De afschriften zijn meestal prachtig geschreven en staaltjes van calligraphie. Daarentegen levert het klad meermalen de grootste moeilijkheden op en kost het uren, om een gedicht te ontcijferen. Verreweg de meesten der grootere verzen zijn op afzonderlijke bladen geschreven, terwijl enkele vellen, die naar de drukkerij gingen, eene geheele serie van verzen bevatten. Het formaat verschilt verder zeer, van het kleinste vodje papier tot een heel vel. De kleine puntdichten staan meestal in grooten getale op één blad, maar toch gewoonlijk gerangschikt naar de taal, waarin zij zijn geschreven. Van de bladen, waarop sneldichten staan, zijn hier en daar enkele stukken uitgeknipt. Nu schreef Huygens dikwijls de verzen niet over, voordat hij ze liet drukken, en ik meende eerst, dat hij zelf die versjes, welke hij niet gedrukt wilde zien, had uitgeknipt, om den zetter niet in de war te brengen, hoewel hij dat meestal aanduidt hetzij door het doorschrappen van het gedicht, hetzij door de aanwijzing: ‘Dit niet te drucken’. Doch later bleek, dat een beambte aan het Trippenhuis zich in der tijd de vrijheid had veroorloofd, om op die wijze de HSS. te verminken, men weet niet, met welk doel. Toen dat bedrijf eenige jaren geleden ontdekt werd, is de man terstond ontslagen, doch de verdwenen snippertjes zijn niet weer voor den dag gekomen. Ook van sommige andere verzen is het HS. verloren gegaan, of althans niet terug te vinden. Dat is o.a. het geval met eene Latijnsche vertaling der Batrachomyomachia, die Huygens in het jaar 1612 schreef. Het vers | |||||||||||||||||||
[pagina XX]
| |||||||||||||||||||
is nooit gedrukt en het ontbreekt dus in deze uitgave. Een ander geval is het met de Latijnsche gedichten op de promotie van Dedel (vgl. I, blz. 51, 52), die, evenals drie der Italiaansche gedichten uit de Otia, alleen in druk bestaan. Dat zal meermalen voorkomen en in zulk een geval, waar de mij ten dienste staande HSS. te kort schieten, moet de eerste uitgave helpen. Het grootste gedeelte der gedichten van Huygens is onderteekend: Constanter, en heeft bovendien een datum. Zeer dikwijls leest men onder het klad den datum, terwijl onder het net alleen het jaartal staat geschreven. Wanneer de dichter zijn HS. naar de drukkerij zond, schrapte hij meestal den datum door en liet het jaartal staan; verder vinden wij er meermalen veranderingen in den titel en nu en dan in den tekst zelf. | |||||||||||||||||||
De uitgaven der gedichten.De uitvoerigheid en nauwkeurigheid, waarmede de HH. Ferd. van der Haegen en Th. J.I. Arnold in de Bibliotheca Belgica de verschillende uitgaven van Huygens hebben beschreven, ontslaan mij van de moeite, om dit onderwerp uitvoerig te behandelen, daar ik naar dat bekende werk mag verwijzen, waarin ongeveer 125 bladzijden aan Huygens zijn gewijd. Eene opsomming en korte beschrijving van de uitgaven, die gedurende het leven des dichters het licht hebben gezien, mag hier echter niet ontbreken. De latere uitgaven zijn voor ons doel van weinig belang, nu wij het handschrift van den dichter zelf bezitten. Die omstandigheid is ook de reden, dat de bibliographie minder op den voorgrond behoeft te treden dan bij andere dichters. Wel is, zooveel als mogelijk is, acht geslagen op eerste drukken en gezocht naar de in-plano uitgaven der kleinere gedichten, doch wij kunnen, als veel daarvan verloren is gegaan, ons gemakkelijk troosten met het bezit van het handschrift. De afzonderlijke eerste uitgaven der kleinere gedichten zullen telkens in de noten worden opgegeven; de uitgaven der grootere gedichten en de bundels zijn de volgenden. I. Verclaringh Vande XII. Artijckelen des Christelicken Geloofs. (Vignet). In 's Graven-Hage. By Aerdt Meuris, Boeckvercooper, inde Pape-straet, inden Bybel. Anno. M. DC. XIX. 4o. De tweede uitgave, Met Consent vande E. Heeren Burghmeesteren van 's Graven-Hage. 4o, verscheen nog hetzelfde jaar, nu gevolgd door: II. Christelijcke bedenckinghen. Over De Thien Geboden Des Heeren. Tot vervolgh op voorgaende Verclaringhe Vande XII. Artijckelen Des Christelijcken Gheloofs. Psalm 119. 9 .... Constanter. In 's Graven-Hage, By Aerdt Meuris, Boeckvercooper, inde Pape-straet, inden Bybel. Anno M.D. XIX. 4o. | |||||||||||||||||||
[pagina XXI]
| |||||||||||||||||||
III. Κερκυραια Μαστιξ, Satyra. Dat Is, 'tCostelick Mal. Aen De Heere Iacob Cats, Raedt ende Pensionaris der Stadt Middelburgh. Door Constantin Hvygens, Secretaris der Ghesanten van de Groot-moghende Heeren Staten Generael der vereenichde Nederlanden, jeghenwoordelick by den Coninck van Groot-Britaignen. (Vignet). Tot Middelburgh, Gedruckt by Hans vander Hellen, voor Ian Pieterss van de Venne, woonende by de nieuwe Beurse in de Schildery-winckel, Anno CIƆIƆCXXII. 4o. Daarachter is gevoegd: IV. Batava Tempe, Dat Is 't Voor-Hovt Van 's Graven-Hage. Poëtelick aff-ghemaelt Door Constantin Hvygens, Secretaris der Ghesanten van de Groot-mogende Heeren Staten Generael der vereenichde Nederlanden, jeghenwoordelick by den Coninck van Groot-Britaignen. (Vignet). Tot Middelbvrgh, Ghedruckt by Hans vander Hellen, voor Jan Pieterss van de Venne, woonende by de Beurse in de Schildery-winckel, 1622. 4o. Het werkje werd het volgende jaar herdrukt, als: Batava Tempe, Dat Is 't Voor-Hovt Van 's Graven-Hage. Poetelick aff-ghemaelt Door den hoogh-geleerden Heer Constantin Hvygens. Tweede Drvck. (Vignet). Tot Middelbvrgh, Ghedruckt by Ian Pieterss vande Venne, woonende op den houck vande Beurse inde Schilderywinckel: Anno 1623. Met Privilegie. 4o. Beide gedichten te zamen kwamen nog eens uit onder den titel: Ledige Uren Van Constantin Huygens, Dat is: 't Kostelick Mall ende 't Voor-hovt: Met weinich meer. Alles van den Zeewschen Druck, ende midtsdien onoversien, onverbetert. (Vignet). t' Amstelredam, Gedruckt by Theunis Iacobz, Boeckdrucker in de Wolvestraet, in de Historie van Josephus, Anno 1643. 4o. Het is nadruk met het gebruik maken van een bedriegelijken titel (zie bij V). V. Constantini Hvgenii Equitis Otiorvm Libri Sex. Poëmata varij sermonis, stili, argumenti. Hagae-Comitis, Typis Arnoldi Meuris. CIƆIƆCXXV. 4o. Het werk bevat Latijnsche, Fransche, Italiaansche en Nederlandsche gedichten, in 6 boeken afgedeeld. De paginatuur loopt niet door, zoodat men bij het verwijzen én boek én bladzijde moet opgeven. In de Otia zijn de meeste verzen, die Huygens vroeger had uitgegeven, zooals zijn vers op de Oxfordsche Academie, de berijming der Artijckelen des Geloofs, dat over de geboden, het Costelick Mal en 't Voor-hovt herdrukt. Constantini Hugenii Equitis Otiorvm Libri Sex. Poëmata varij sermonis, stili, argumenti. | |||||||||||||||||||
[pagina XXII]
| |||||||||||||||||||
Harlemi. Excudebat Iohannes Passchasius a Wesbusch. Ao. CIƆ. IƆ. C. XXXIV. 16o obl. Behalve door het formaat wijkt deze uitgave van die van 1625 hierin af, dat de drukfouten zijn verbeterd en de volgorde eenigszins is veranderd. Constantini Hugenii Equitis Otiorum Libri Sex. Poëmata varij sermonis, styli, argumenti. Harlemi. Excudebat Ioannes Passchasius a Wesbusch. Ao. CIƆ. IƆ. C. XLI. 16o obl. Het is een herdruk van de vorige uitgave. De Ledige Vren Van Constantin Hvygens, Ridder, Heer van Zuilechom, En Geheimschrijver van Zyn Hoogheyd de Prins van Oranje. Verdeelt in ses Boecken, vvaer in Gedichten van verscheyden Talen, Stijlen en Stoffen. (Vignet). t' Aemsteldam, Gedruckt by Iacob Lescaille. Voor Joost Hartgers, Boekverkooper in de Gasthuyssteegh, in de Boekwinkel, in 't jaar CIƆ IƆ C XLIV. 12o. Deze uitgave is naar die van 1625 genomen; zelfs de drukfouten zijn niet verbeterd. Daarentegen is de volgorde der gedichten veranderd en zijn er 3 verzen van Huygens in afgedrukt, die in de vorige uitgaven niet voorkomen. Daar echter die drie verzen lofdichten zijn op boeken, kunnen zij licht uit die werken zijn overgenomen. Er kan, dunkt mij, geen twijfel zijn, of de uitgaven van 1634, 1641 en 1644 zijn nadrukken. De Otia waren in 1625 zonder privilege uitgekomen en de secretaris van den Prins was een zeer bekend man geworden. Voor verschil van lezing leveren deze drie uitgaven niets op. VI. Constantini Hvgenii, Equit. Toparchae Zulichemii etc. Principi Auriaco à Consil. et Secretis Momenta Desultoria. Poëmatum Libri XI. Edente Caspare Barlaeo. (Vignet). Lvgd. Batavor. Typis Bonaventurae et Abrahami Elzevirii. CIƆ IƆ C XLIV. 8o. Het boek bevat Latijnsche verzen door Huygens geschreven sedert de uitgave der Otia (1625); de Latijnsche gedichten, die in het laatstgenoemde werk waren opgenomen, zijn achter de Momenta Desultoria gevoegd als Appendix. Otiorvm Juvenilium Resegmina. Constantini Hugenii, Equitis; ZulichemI, ZeelhemI, etc. Toparchae; Principi Auriaco à Consiliis; Momenta Desultoria; Poëmatum Libri XIV. Editio altera, multò priore auctior, Procurante Ludovico Hugenio C.F. Cùm Praefatione Casparis Barlaei. (Vignet). Hagae-Comitum, Ex Typographia Adriani Vlacq. CIƆ IƆ C LV. Cum Privilegio Ill. Ord. Holl. ac West-Frisiae. 8o. Het is dezelfde oplage als de uitgave van 1644. Het voorwerk is echter belangrijk uitgebreid, daar er een aantal kleine Latijnsche verzen, welke Huygens in 1644 in presentexemplaren had geschreven, in zijn afgedrukt met de bedankjes in den vorm van brieven of verzen. Verder is het werk vermeerderd met 101 bladzijden, zoodat, terwijl de vorige | |||||||||||||||||||
[pagina XXIII]
| |||||||||||||||||||
uitgave 322 bladzijden telde, deze er 423 heeft. De Latijnsche verzen van 1644 tot 1655 door Huygens geschreven vindt men op die laatste honderd bladzijden. Verschil van lezing bestaat dus tusschen de beide uitgaven niet. VII. Constantin Hvygens Ridder, Heere van Zuylichems, ende Geheymschrijver van sijn Hoogheyt, den Prins van Oranjen Heilighe Daghen. Nieuwe-jaers-gift Aen Vrouw Leonore Hellemans, Drostinne van Muyden. Uuytgegeven (sic) door de Professor Caspar Barlaevs. 'S Gravenhaghe, By Ian Vely, Boeckverkooper, vvoonende inde Gortstraet. In 't Jaer 1647. 4o. De eerste druk is in 1645 uitgekomen; er is daarvan echter geen enkel exemplaar meer te vinden. Constantin Huygens Heere van Zuylichems Heylige Dagen. Niewe Jaers-gift Aen Vrouw Leonore Hellemans Drostinne van Muyden. Uytgegeven door de Professor Caspar Barlaeus. CIƆ IƆ C XLV. (Vignet). t' Amsterdam, Gedruckt by Tymen Houthaeck. Voor Dirck Cornelisz. Houthaeck Boeckverkooper. M D C XLVIII. 4o. VIII. Eufrasia. Ooghen-troost, Aen Parthenine, Bejaerde Maeghd: Over de verduysteringh van haer een Ooghe. (Vignet). Tot Leyden, Ter Druckerije van de Elseviers, Anno 1647. 8o. Eufrasia. Oogen-troost, Aen Parthenine, Bejaerde Maeghd: Over de verduysteringh van haer een Ooge. (Vignet). t' Amsteldam, By Lodewijck Spillebout, Boeckverkooper in de Kalverstraat, in d' Amsteldamsche Bibliotheeck, in 't Iaer MDCLI. 8o. Eufrasia. Oogen-troost, Aen Parthenine, Bejaerde Maeghd; Over de verduystering van haer een Ooge. Den derden Druck, op nieuws oversien en verbetert. (Vignet). t' Amsteldam, By Lodewijck Spillebout, Boekverkooper op den Dam, in d'Amsteldamse Bibliotheeck, Anno M D C LIII. 8o. IX. Vitaulium. Hofwyck. Hofstede Vanden Heere van Zuylichem Onder Voorburgh. (Vignet). In 's Graven-hage By Adrian Vlac. M. DC. LIII. Met Privilegie. 4o. X. Tryntje Cornelis. Klucht. Door Constantin Hvygens, Heere van Zuylichem. (Vignet). In 's Graven-Hage. By Adrian Vlack. 1657. Met previlegie. 4o. Tryntje Cornelis. Klucht. Door Constantin Hvygens, Heere van Zuylichem. (Vignet). In 's Graven-Hage. By Adrian Vlack. 1657. Met previlegie. 4o. Andere druk dan de voorgaande. XI. Koren-bloemen, Nederlandsche Gedichten Van Constantin Huygens Ridder; Heere van Zuylichem, Zeelhem, ende in Monickeland: Eerste Raad ende Rekenmeester van S. Hoocheit den Heere Prince van Orange. In XIX Boecken. (Vignet). | |||||||||||||||||||
[pagina XXIV]
| |||||||||||||||||||
In 's Graven-Hage By Adriaen Vlack M. DC. LVIII. Met Privilegie vande Heeren Staten van Hollant ende West-Vrieslant. 4o. In dezen bundel zijn al de Nederlandsche gedichten van de Otia opgenomen en verder al de gedichten, die Huygens na 1625 afzonderlijk had uitgegeven, dus de Heilighe Daghen, Eufrasia, Hofwyck en Tryntje Cornelis. Het Daghwerck en eene menigte kleinere gedichten zagen thans voor het eerst het licht. De kleinere verzen zijn in 7 boeken ‘sneldicht’ ingedeeld en naar de jaren, waarin zij geschreven zijn, gerangschikt. Verder vinden wij een boek ‘Langdicht’ en vertalingen en voor het eerst het boek Spaensche wysheyt. Koren-bloemen. Nederlandsche Gedichten Van Constantin Huygens Ridder, Heere van Zuylichem, Zeelhem, ende in Monickeland: Eerste Raed en Rekenmeester van Sijne Hoogheit den Heere Prince van Orange. Tweede Druck, Vermeerdert tot XXVII Boecken. (Vignet). t' Amstelredam, By Johannes van Ravesteyn, Boeckverkooper, en Ordinaris Drucker deser Stede, 1672. 4o. 2 dln. Deze uitgave bevat veel meer dan de vorige druk. De Zee-straet is er in opgenomen en de 7 boeken sneldicht zijn tot 15 vermeerderd, terwijl de vertalingen een afzonderlijk boek vormen. De Korenbloemen van 1672 is de laatste uitgave van Huygens' Nederlandsche gedichten gedurende zijn leven verschenen. Zoowel de druk van 1658 als deze zijn belangrijk voor verschil van lezing. XII. De Zee-straet Van 's Graven-hage op Schevening. Door den Heer van Zuylichem. (Vignet). In 's Graven-hage, By Johannes Tongerloo, Boeck-verkooper woonende in de Veen-straet, CIƆ IƆC LXVII. 4o. De Zee-straet Van 's Graven-hage Op Scheveningh. Door den Heer Van Zuylichem. (Vignet). In 's Graven-hage, By Johannes Tongerloo, Boeck-verkooper woonende in de Veen-straet, CIƆ IƆC LXVII. 4o. Andere druk dan de vorige.
Dat zijn de uitgaven van de grootere gedichten en van de dichtbundels, die tijdens Huygens' leven het licht hebben gezien. Voor de volledigheid worden thans de latere uitgaven, die na 1687 zijn verschenen, in het kort in dezelfde volgorde (en onder dezelfde nummers) opgenoemd. 4. Constantijn Huygens Batava Tempe, 'T Voor-hout Van 's Gravenhage. Met Eene Omschrijving In Ongebonden Stijl En Met Ophelderende Aanteekeningen, Door De Leden Van Het Genootschap Constanter Te Leeuwarden. Te Leeuwarden, Bij G.T.N. Suringar, 1824. (Voor het Genootschap.) 4o. 3, 4. Constantyn Huygens Costelick Mal En Voorhout, Met Eene Inleiding En Aanteekeningen Voorzien Door Dr. Eelco Verwijs, Ar- | |||||||||||||||||||
[pagina XXV]
| |||||||||||||||||||
chivaris-Bibliothecaris van Friesland en Schoolopziener. Met eene plaat. (Vignet). Leeuwarden Hugo Suringar. 1865. 8o. 3, 4 en 14. Constantyn Huygens' Costelick Mal En Voorhout, Met Eene Inleiding En Aanteekeningen Voorzien Door Dr. Eelco Verwijs. Tweede, Met Het Cluys-werck Vermeerderde, Druk Bezorgd Door Dr. J. Verdam, Hoogleeraar te Amsterdam (Vignet). Leeuwarden, Hugo Suringar. 1884. 8o. 8. Eufrasia. Oogen-troost, Aan Parthenine, Bejaarde Maaghd; Over de verduystering van haar een Ooge. (Vignet.) t' Amsterdam, By Jan Rieuwertsz. Stads-Drukker en Boekverkoper, in de Beurs-straat, 1690. 8o. 9. Constantyn Huygens' Hofwijck Door H.J. Eymael Leeraar aan de Openbare Handelsschool te Amsterdam. Culemborg, Blom en Olivierse 1888. 8o. 11. C. Huygens Koren-bloemen. Nederlandsche Gedichten. Met Ophelderende Aanteekeningen Van Mr. W. Bilderdijk ...... Te Leyden, Bij L. Herdingh En Zoon, MDCCCXXIV. 12o. 6 dln. Korenbloemen. Nederlandsche Gedichten Van Constantijn Huygens, Ridder, Heere van Zuylichem, Zeelhem, ende Monickeland; Eerste Raed en Rekenmeester van Sijne Hoogheid, den Heere Prince van Orange. Met Aanteekeningen Van Dr. J. Van Vloten, Hoogleeraar te Deventer .... Schiedam, H.A.M. Roelants. 1865. 16o. 8 dln. 12. De Zec-straet Van 's Graven-hage Op Schevening. Door den Heer Van Zuylichem. (Vignet). Te Amsterdam, By Jan Ten Hoorn, Boekverkoper, 1711. 4o. Komt afzonderlijk voor en ook achter Gysbert de Cretser, Beschryvinge van 's Gravenhage ... Amsterdam, Bij Jan Ten Hoorn, .... 1711. De Zee-straet Van 's Graven-hage Op Schevening. Door den Heer Van Zuylichem. (Vignet). Tot Amsterdam, By Johannes Ratelband, Boekverkoper. 1729. 4o. Komt voor achter Gysbert de Cretser, Beschryvinge van 's Gravenhage ...... Tweede Druk. Tot Amsterdam, By Johannes Ratelband, ...... 1729. De Zeestraat Van 'S Hage Naar Scheveningen, Door Constantyn Huygens, Op Nieuw Uitgegeven, Naar De Hedendaagsche Taal En Spelling Gewijzigd En Met Eenige Aanteekeningen Voorzien, Door Mr. J.G. La Lau, Lid Der Maatschappij Van Ned. Letterkunde Te Leyden. 'S Gravenhage En Amsterdam, Bij De Gebroeders Van Cleef. 1838. 12o. De Zee-straet van 's Graven-hage op Scheveningh, Van Constantyn Huygens, Met bijbehoorenden Steen-wegh en Brieven, Van Inleiding en Aanteekeningen voorzien Door A.W. Stellwagen, Leeraar aan 't Gymnasium te 's Gravenhage. Schiedam, H.A.M. Roelants. (dl. VII der Korenbloemen in het Klassiek Letterkundig Pantheon. 1884). 16o. 13. Constantini Hugenii De Vita Propria Sermonum Inter Liberos | |||||||||||||||||||
[pagina XXVI]
| |||||||||||||||||||
Libri Duo. Primum Edidit Et Annotatione Illustravit Petrus Hofman Peerlkamp, Gijmnasii Harlemensis Rector. Constanter. (Vignet). Harlemi Apud A. Loosjes PF. MDCCCXVII. 8o Het is de eerste uitgave van het gedicht, dat in 1678 door Huygens is geschreven. Constantini Hugenii De Vita Propria Sermonum Inter Liberos Libri Duo. Primum Edidit Et Annotatione Illustravit Petrus Hofman Peerlkamp, Gijmnasij Harlemensis Rector. Belgicis Versibus Adumbravit Adrianus Loosjes P.F. Constanter. (Vignet). Harlemi Apud A. Loosjes PF. MDCCCXVII. 8o. 14. Cluys-werck, Dichtstuk Van Constantyn Huygens, Voor Het Eerst Uitgegeven Door Dr. W.J.A. Jonckbloet, Lid Der Maatschappij Van Nederlandsche Letterkunde Te Leiden. 's Gravenhage, Bij J.L.C. Jacob. 1841. 8o. Ook dit gedicht was door Huygens niet gepubliceerd. 15. C. Huygens' Zede-printen, Vermeerderd Met De Tot Dusver Onuitgegeven Print Van ‘Een Professor’ En Van Inleiding En Aanteekeningen Voorzien Door H.J. Eymael, Leeraar Aan De Openbare Handelsschool Te Amsterdam. Te Groningen Bij I.B. Wolters, 1891. 8o. 16. Volledige Dichtwerken Van Constantijn Huygens, Met Aanteekeningen Van P. Leenderiz Wz. Uitgegeven Door De Hollandsche Maatschappij van Fraaije Kunsten en Wetenschappen, En Onder Toezicht Van Dr. N. Beets. Amsterdam, P.N. Van Kampen en Zoon. Rotterdam, H.A. Kramers en Zoon. 8o. (1881, 1882). De twee afleveringen van dit werk, waarvan de uitgave gestaakt is, tellen 192 bladzijden en bevatten de Nederlandsche gedichten door Huygens in de jaren 1614 tot Sept. 1624 geschreven. De verzen zijn naar het handschrift van den dichter uitgegeven en naar tijdsorde gerangschikt. Wij vinden hier dus vele gedichten, die vroeger nooit het licht hebben gezien. | |||||||||||||||||||
Wijze van uitgeven.De handschriften der gedichten kan men, zooals ik op blz. XIX opmerkte, in drie soorten verdeelen, nl. het klad, het net en de kopie voor de drukkerij. Waar van een vers alle drie HSS. worden gevonden, is de tekst van het net afgedrukt en dus de middelweg gekozen. Het zou toch onbillijk zijn, om de brouillons van een dichter te laten drukken. En aan den anderen kant heeft Huygens nog wel eens in de kopie voor de drukkerij iets veranderd, wat hij niet voor het publiek wilde brengen in den vorm, dien hij er eerst voor gekozen had. Om één enkel voorbeeld aan te halen, dat is het geval met het gedicht Vier en Vlam, waarin de naam Van Kampen veranderd is in Van Kapnem. Zooveel mogelijk is dus de tekst van het net tot basis genomen. Waar slechts 2 HSS. van een gedicht aanwezig zijn, het klad en de kopie voor de drukkerij, is in | |||||||||||||||||||
[pagina XXVII]
| |||||||||||||||||||
den regel de laatste afgedrukt. Het klad is dus alleen gedrukt, wanneer er geen ander HS. tot mijne beschikking stond, zooals b.v. met het Voor-hovt het geval was. Het verschil van lezing in de verschillende HSS. is in de noot aangewezen. In het klad, en nu en dan ook in de andere HSS., is dikwijls iets doorgeschrapt; die geheel afgekeurde lezingen worden niet vermeld, ook al kostte het niets geene moeite, om ze te ontcijferen. Dikwijls heeft de dichter een woord onderstreept en er een ander boven geplaatst; ook dat tweede woord is somtijds weer onderstreept en nog een derde gekozen. In zulk een geval is het laatst geschreven woord, dus het bovenste, in den tekst opgenomen en worden de andere woorden in de noot opgegeven met de bijvoeging: eerst: - dan: Ook is meermalen een woord of eene uitdrukking onderstreept en staat een ander woord of uitdrukking niet boven, maar naast den versregel. In dat geval is de oorspronkelijke tekst behouden en wordt de latere lezing in de noot opgegeven als: andere lezing. Het aantal HSS. van hetzelfde gedicht, die mij ten dienste stonden, wordt telkens in de noot vermeld, behalve wanneer dat aantal zich tot 1 beperkte. Waar de HSS. zich bevinden, is in den regel niet opgegeven, daar de indeeling van den Catalogus van de Kon. Akademie (zie blz. XVIII) als basis is aangenomen. B.v. bij het gedicht Academiae sacrum (I, blz. 102) is niets vermeld; het HS. bevindt zich dus bij de Latijnsche gedichten, portefeuille a. (1607-1634), van de verzameling op het Trippenhuis (zie blz. XVIII). Bij het vers Op het diamantstift van Joff.w Anna Roemers (I, blz. 140) is in de noot niets opgeteekend; het HS. is dus te vinden in portefeuille a. (1614-1631) der Korenbloemen in de zoo even genoemde collectie. Ligt echter een HS. bij eene andere rubriek dan waar het eigenlijk te huis behoort, dan wordt dat vermeld. B.v. het HS. der vertaling van Virg. Aeneid. 2 (I, blz. 139) is te vinden bij de HSS. der Latijnsche gedichten, portefeuille a; het Latijnsche gedicht Sapientia mundi hujus stultitia apud Deum (I, blz. 161) staat op hetzelfde blad als het vorige Nederlandsche gedicht en wordt dus gevonden bij de HSS. der Korenbloemen, portefeuille a. Is een vers niet in de verzameling der Kon. Akademie, of is er behalve het HS., dat daar berust, voor de uitgave nog gebruik gemaakt van een ander HS. uit eene andere verzameling, dan is dat in de noot vermeld en tevens, zoo mogelijk, de plaats aangewezen, waar het is te vinden. Zie b.v. de noot bij het versje A Madame de Villebon (I, blz. 69) en bij het gedicht Doctissimo ornatissimoque viro Ioan: Ludo: Calandrino (I, blz. 49). De tekst is nauwkeurig naar het HS. weergegeven, ook in spelling en interpunctie. Over beiden een enkel woord. Wanneer er verscheidene HSS. van één gedicht bestaan, bespeurt men meermalen op tal van plaatsen verschil van spelling. Ik heb mij steeds gehouden aan de spelling van dat HS., dat ik eens om de boven genoemde reden voor het beste hield om te worden afgedrukt. En ik heb die spelling gevolgd, ook daar, waar Huygens, die zelf b.v. de drukproeven van de Otia heeft nagezien, iets | |||||||||||||||||||
[pagina XXVIII]
| |||||||||||||||||||
veranderde. Ik behoud dus de letters van het HS., ook al heeft de dichter ze in de drukproeven veranderd, de y voor ij of i, de u voor v, enz., de laatste althans in de Latijnsche en Fransche verzen. Wat de u en v betreft is in het Latijn de spelling zoo dikwijls veranderd, dat men in een oogenblik weder aan de door Huygens gebruikte spelling gewend geraakt, en ook voor de Fransche verzen levert zij geene groote bezwaren op. Maar ook in zijne oudste Nederlandsche gedichten gebruikt de dichter dikwijls de u in plaats van de v. En dat heb ik in deze uitgave niet durven overnemen. Want ouer (= over), bouen (= boven) zouden de moeilijkheid, om den dichter te vatten, heel wat meer vergrooten dan b.v. viuere (= vivere) of poures (= povres). De meeste accenten op Latijnsche woorden, die in Huygens' tijd werden gebruikt, heb ik weggelaten; voor porrò, certè, hàc vindt men dus: porro, certe, hac. Slechts als zij kunnen dienen, om den zin duidelijker te maken, zijn de accenten blijven staan, b.v.: causâ, divûm. Ook wat de interpunctie betreft werd het HS., dat is afgedrukt, gewoonlijk gevolgd. Eene enkele maal is daar echter van afgeweken. Zooals ik boven zeide, werd in het algemeen het net van een gedicht als tekst genomen. Nu heeft Huygens echter vele zijner verzen zoo haastig in het net overgeschreven, dat zij zoo goed als alle interpunctie missen. In zulk een geval heb ik voor de interpunctie het klad of de kopie voor de drukkerij, zoo één van beiden bestond, gevolgd. En was dat niet het geval, dan heb ik zelf een enkelen keer een leesteeken geplaatst. Maar dat is slechts bij groote uitzondering geschied en men vindt dus bijna altijd de interpunctie van Huygens zelf, die, zooals men vooral nog al eens bij de Latijnsche verzen kan opmerken, dikwijls zonderling was. Een dichter, die lang leeft en dezelfde verzen meermalen uitgeeft, verandert er natuurlijk nu en dan wel eens iets in. Maar hij brengt dan zijne veranderingen in een exemplaar van den vorigen druk aan. Dat is ook, voor zoover ik heb kunnen nagaan, met Huygens het geval geweest. Doch Huygens heeft wel 17 jaren lang verzen geschreven, voordat hij zijn eersten bundel het licht deed zien, en nu heeft hij daarin wel lang niet alles opgenomen, maar toch een aantal gedichten, die jaren oud waren. En toen hij het handschrift van deze naar de drukkerij zond, om in de Otia (1625) te worden gedrukt, heeft hij van enkele verzen de spelling eenigszins gewijzigd en in zijn HS. verbeteringen aangebracht. Ik heb er lang over getwijfeld, hoe ik met die verbeteringen moest handelen, of ik ze moest opnemen in den tekst en de oorspronkelijke spelling geheel moest negeeren of niet. Voor een groot deel zijn het veranderingen van v in uw, van t in d, van y in ij, veranderingen als b.v. lauheyt in lauwheid, enz. Maar het verschil van inkt, dat de dichter in vroeger en later tijd gebruikte, waardoor de oudere lezing gewoonlijk volkomen duidelijk is, daar de latere er met veel minder zwarte inkt is bijgeschreven, bracht mij tot het volgende besluit. Waar het door het groote verschil in tint van de inkt buiten eenigen twijfel is, dat de schrijver later veranderingen in de spelling heeft aangebracht, en waar de | |||||||||||||||||||
[pagina XXIX]
| |||||||||||||||||||
oude lezing volkomen duidelijk leesbaar is, geef ik den tekst, zooals Huygens hem oorspronkelijk heeft geschreven. Zijn echter die voorwaarden niet beiden aanwezig, dan geef ik den later door den schrijver veranderden tekst, ook al is het zeer goed zichtbaar, dat die veranderingen zijn aangebracht. Een enkelen keer heeft Huygens later in een gedicht een paar versregels ingelascht, die noch in het HS. noch in ééne der eerste uitgaven voorkomen. Zoo worden b.v. vs. 107 en 108 van 't Costelick Mall eerst in de Korenbloemen (1658) aangetroffen. Toch heb ik zulke versregels in den tekst opgenomen, maar zij zijn tusschen haakjes geplaatst en in de noot wordt er melding van gemaakt. Ten slotte over den tekst nog dit, dat bijna alles, toen het in proef stond, met het HS. nauwkeurig is vergeleken. Alleen bij enkele HSS., die niet in het bezit der Kon. Akademie zijn, was dat niet mogelijk. De onderteekening: Constanter, die in de meeste gevallen onder het HS. prijkt, is, om ruimte te winnen, weggelaten. De datum is daarentegen onder de verzen geplaatst; waar de Romeinsche dateering gevolgd is, is de onze er tusschen haakjes bijgevoegd. Het jaartal is weggelaten, maar staat boven elke bladzijde; als datum of jaartal onder het HS. van een vers ontbreekt, wordt dat in de noot vermeld. Bij de rangschikking der verzen is de chronologische orde gevolgd. De gedichten, die niet gedateerd zijn, bevatten somtijds eene kleine aanwijzing, zoodat men ze toch met eenige zekerheid in een bepaald jaar kan stellen. Maar de meesten moet men op goed geluk af plaatsen, daar het letterschrift alleen de periode aanwijst, waarin zij te huis behooren. Gedichten van langen adem hebben somtijds 2 data, omdat Huygens nog al eens boven het gedicht aanteekent, wanneer hij er mede is begonnen. In zulk een geval heb ik rekening gehouden met den datum, waarop het gedicht voltooid is. Ook de verschillende verzen, die door den dichter tot één geheel zijn gebracht, b.v. de Zede-printen, de Stede-stemmen, de Heilighe Daghen, enz. zijn niet in die volgorde geplaatst, waarin de dichter ze heeft gerangschikt, maar zijn eveneens chronologisch geordend en staan dus tusschen andere verzen in. Op die wijze toch krijgt men alleen een volledig beeld van Huygens' dichterlijke werkzaamheid gedurende een bepaald tijdperk van zijn leven. In de noot wordt echter vermeld, dat zij tot een bundel behooren, terwijl in eene bijlage de volgorde zal worden opgegeven, waarin de dichter zelf ze heeft laten drukken. Wat den tekst betreft van de gedichten van anderen, die in deze uitgave zijn opgenomen, heb ik den volgenden regel in acht genomen. Bevindt zulk een vers in HS. zich in de collectie der Kon. Akademie, zooals dikwijls het geval is, dan wordt de tekst naar het HS. afgedrukt. Bevindt zich het HS. niet onder de papieren van Huygens, dan wordt het vers afgedrukt naar de uitgave van den dichter, wanneer de geleerde, welke die uitgave heeft bezorgd, den naam bezit van betrouwbaar te zijn. Is dat niet het geval, dan heb ik mijn best gedaan, om het HS. zelf op te sporen en geef het dan op nieuw uit. De lofdichten zijn meestal naar den gedrukten tekst genomen. | |||||||||||||||||||
[pagina XXX]
| |||||||||||||||||||
Behalve de verschillende lezingen van de HSS. worden ook die van de voornaamste uitgaven opgegeven. Er is dus rekening gehouden met de Otia (1625), de Korenbloemen van 1658 en van 1672, en voor de Latijnsche gedichten met de Momenta Desultoria van 1655. Ook werd acht geslagen op de lezingen van den eersten druk van elk gedicht, wanneer het afzonderlijk is verschenen, terwijl die eerste druk, te gelijk met de bladzijde, waarop het vers in Otia, Momenta Desultoria en Korenbloemen, 1672, te vinden is, in de noot wordt vermeld. Voor het opsporen dier eerste uitgaven - dikwijls zijn het in-plano's - heb ik meermalen veel moeite aangewend, en ik zou mij daarvoor nog meer moeite hebben getroost, wanneer wij niet de HSS. zelve der gedichten hadden. Het verschil in lezing in de bovengenoemde uitgaven wordt opgegeven, wanneer het van eenige beteekenis is. Op de varianten van de andere uitgaven is in den regel geen acht geslagen, daar het vooreerst naar alle waarschijnlijkheid nadrukken zijn en verder het aantal varianten niet noodeloos mag worden vergroot. Daarom is ook elk verschil van spelling buiten rekening gelaten en zijn alleen die drukfouten opgenomen, van welke ik niet geheel zeker was, of het wel drukfouten waren. Bij de Latijnsche gedichten is niet altijd melding gemaakt van varianten als de volgende: amorem of amores, non of nec, enz. Want al is het ook mijn doel eene tekstuitgave te geven, het zou m.i. dwaas zijn, om haar geheel op de leest te schoeien van eene uitgave van een Griekschen of Latijnschen schrijver. In de noten wordt bij elke verandering in den tekst de uitgave genoemd, in welke zij het eerst voorkomt; zij is dan in de latere uitgaven overgenomen, als niet het tegendeel wordt vermeld. De vele citaten, die Huygens bij verscheidene zijner gedichten geeft, zijn opgenomen. Ook zij zijn zooveel mogelijk met zijn HS. vergeleken; daardoor is de aanwijzing van de plaats, waar zij te vinden zijn, in vele gevallen duidelijker geworden, omdat ik, waar eene nadere aanwijzing in het HS. stond, deze aan het reeds gedrukte citaat heb toegevoegd. Die honderden plaatsen heb ik echter niet in de uitgaven der schrijvers gecontroleerd en ik stel mij dus niet aansprakelijk voor de juistheid van Huygens' opgaven. Want in de eerste plaats zou het zoeken naar die citaten uit honderden schrijvers, in vele gevallen met eene zeer gebrekkige aanwijzing, mijne taak, die toch reeds omvangrijk genoeg is, onnoemelijk hebben vergroot. En verder zou ik dan telkens voor het moeilijke dilemma zijn geplaatst, of ik den door Huygens gegeven tekst zoo moest veranderen, als hij thans na twee eeuwen is vastgesteld, of dat ik zou moeten citeeren naar de uitgaven, die in Huygens' tijd gebruikt werden. Behalve de varianten in handschriften en uitgaven en de aanteekeningen van Huygens zelf, vindt men in de noten korte biographische mededeelingen over de personen, tot wie Huygens zijne verzen richtte en, zoo noodig, eene aanwijzing van de omstandigheden, onder welke hij ze schreef. Verder meende ik niet te mogen gaan en niet te mogen beginnen met het verklaren van allerlei andere feiten, op welke in de gedichten zelve wordt gezinspeeld. Waar toch zou daarvan het einde zijn? Zelfs meende | |||||||||||||||||||
[pagina XXXI]
| |||||||||||||||||||
ik met de noten zeer spaarzaam te moeten zijn en veel aan den lezer te moeten overlaten. Wordt er b.v. in 1618 gesproken van den Koning van Engeland, dan ontbreekt eene noot met de vermelding, dat het Jacob I was, die van 1603 tot 1625 regeerde, enz. Bij het gedicht Paraphrasticum (I, blz. 105) is niet aangeteekend, dat de dichter zich blijkbaar ergert aan het gehaspel over de praedestinatie, enz. Ook zijn algemeen bekende personen, b.v. Anna en Tesschelschade Visscher, Hooft, Grotius, Prins Maurits, in de noten met rust gelaten. Maar ik heb er naar gestreefd, om over minder bekende tijdgenooten van onzen dichter iets mee te deelen. En, terwijl het bijeenbrengen der varianten de schaduwzijde van mijn arbeid is, behooren deze historische onderzoekingen wel tot het aangenaamste van het werk. Voor die biographische aanteekeningen is veel gebruik gemaakt van de brieven van Huygens, die geregeld worden geraadpleegd, en ook nu en dan van de brieven aan hem. Doch dat kan slechts bij uitzondering geschieden, en de groote Leidsche collectie wordt in den regel alleen te hulp geroepen, wanneer zij brieven bevat van de personen zelve, die door Huygens zijn bezongen. Het zou bijna ondoenlijk zijn, om al de brieven aan onzen dichter in het handschrift te gaan lezen en excerpeeren. De lofdichten, voorredenen, enz. van de verschillende uitgaven van Huygens' gedichten, die gedurende zijn leven het licht zagen, zullen als bijlagen worden gegeven. Zoo bevat het 1ste deel de lofdichten op het Voor-hovt en Costelick Mall, het 2de die op de Otia, enz. Aan elk deel wordt eene inhoudsopgave toegevoegd; de namen der personen zijn daarin zoo gedrukt, dat men ze gemakkelijk opmerkt. In het laatste deel wordt een alphabetisch register opgenomen van de personen, die in het werk zijn genoemd. Verder zal dat deel waarschijnlijk eene nalezing bevatten van die verzen van Huygens, die niet in de mij bekende collecties berusten en mij eerst ter hand zijn gekomen, nadat de andere verzen uit denzelfden tijd zijn afgedrukt. Zulk een maatregel zal wel noodig zijn, omdat er zoovele HSS. van onzen dichter overal verspreid zijn; ook in die nalezing zullen de verzen chronologisch worden gerangschikt. Tal van geleerden hebben mij bij mijne onderzoekingen de behulpzame hand geboden; aan hen allen mijn hartelijken dank! Moge ik bij het bewerken van de volgende deelen niet van hunne medewerking verstoken blijven! Ook de boekhandel heeft mij krachtig geholpen. Wanneer ik aanklopte, om den tegenwoordigen bezitter te leeren kennen van handschriften, die in het jaar .... in de collectie van den Heer .... in auctie waren gebracht, was het nooit te veel moeite, om nasporingen in het werk te stellen en mij op alle mogelijke wijzen te helpen. Moge deze uitgave, voor welke zoo velen belangstelling hebben getoond, onzen Huygens niet onwaardig zijn. | |||||||||||||||||||
[pagina XXXII]
| |||||||||||||||||||
Afkortingen.
|
|