Briefwisseling. Deel 6: 1663-1687
(1917)–Constantijn Huygens– Auteursrecht onbekend12. E. HerckmansGa naar voetnoot4).Den E. Heere AernemGa naar voetnoot5) heeft in de laetste vergaderinge van de negenthiene der geoctroyeerde West-indische Compagnie op uwer E E favorabele recommandatie voor mijnen persoon te weghe gebracht, dat ick volgens mijn versoeck tot de qualiteyt van politijcke raat in Brasilien der gemelde Compagnie ben aengenomen. Maer ick hebbe veel t lange getoeft uwer E E. hierover een letter tot bewijs van danckbaerheyt op te offeren; de oorsaeck daervan is - gelijck Mons.r VogelaerGa naar voetnoot6) wel weet - dat ick, zodra ick aengenomen ben geweest, van dagh tot dagh gedreyght hebbe uwe E.E. in 't leger selfs te komen vinden, ende in sijn E E teghenwoordigheyt, voor sooveel mij door uyterlijck bewijs mogelijck soude geweest hebben, dankbaerhyth te vertonen; maer de nootsakelyckheden tot mijn reyse hebben mij soveel verhinderinghen ingebracht, dat mijn legerreyse geschorst, ende de haestige vorderinghe van mijn Brasylsche reyse mij oock de gelegentheyt, omme sijn E E met een blaatien pampiers te besoecken, tot noch toe benomen heeft. Derhalven nu een weynig uyt de aldergrootste bemoeyinghen ontspronghen zijnde, ende vast overdenckende de overtollige gunst, die sijn E E te mijwaert betoont - gelijck ick uyt den inhout des briefs van uwe E E aen den E Heer Aernem verstaen | |
[pagina 471]
| |
hebbe - so en weet ick niet, wat te dencken, ick laet staen te seggen, dan vindt mij ten alderhooghsten aen uwe E E verobligeert en dienstplichtigh, ende bovendien brandende te bevlijtigen sijner E E van mij betnygde letteren met herte, raat en daet te bekrachten. Ondertusschen, tot een adieu, wenschende uwer E.E. een salige ende langduyrige welvaert, deselvige biddende mijne gemelde ontschuldiging te gelieven aen te nemen ende desen mijnen ongefatsoeneerden stijl van letteren door mijn tegenwoordighe kleijne geleghentheyt van tijd en plaetse ten goeden te duyden. Ick sal mij daerover niet alleen schrijven ende noemen, maer oock met de bequaemste gelegentheyt, die mij God verwenden sal, met der daet betuygen, dat ick mij bevlijtige te sijn uwer E E metter harte dienstberijde ..... Actum in Texel, op t schip den Hollandschen tuyn, seylvaerdig leggende om te gaen na Brasilien. Den 29 September Ao. 1635. |
|