Briefwisseling. Deel 6: 1663-1687
(1917)–Constantijn Huygens– Auteursrecht onbekend
[pagina 316]
| |
6870. J. de HuybertGa naar voetnoot1).Den ouden heere JordaensGa naar voetnoot2) schrijft mij onder andere van den 27 der voorleeden, dat aldaer tot Antwerpen een groot aental van familien waren aengekomen en noch dagelijcx uyt Hollandt, Zeelandt en elders aenquaemen, soo datter nauwelijcx eenige huysen meer in die stadt waren te huyren. Soo den Coninck van Hispangien ofte wel sijne ministres die politycque hadden van vrijheit van de religie aen die vluchtelingen te geven, soude [dit] die kaiserlijcke stadt wederom haer hooft doen opsteecken en duysenden van menschen uyt Hollandt, Zeelandt ende elders in haer trecken. Te meer, dewijle wij alhier uyt voornoemde advisen met groote droufheyt vernemen de nieuwe vreese, die men in Hollandt heeft opgevat, omdat de Franschen wel eenige posten souden konnen forceren en tot in 't herte van Hollandt doorbreecken, werdende uyt vreese van dien alreede hier en daer veel boomen omgekapt, voorsteeden afgebroocken ende familien veerdich te vertrecken. In wat ongelegentheyt zijn wij, Mijnheer, ende in wat deplorablen staet is dat aer[d]sch paradijs van Hollandt gebracht. Soo den executeur van den desolaten boedel met sijne jonge practisins in dier vougen blijft voort te gaen, soo sal 't wel haest [zijn] actum de republycqua. Hier in Zeelandt zijn wij arm en uytgeput, evenwell voll courage en moet, om te staen en vechten tegen de vijanden en voor de vaderlijcke vrijheyt, soo verkeerde influentien ontrent de canaillie niet en komen te turberen. Onderentusschen hebben de steden van Middelburch en Vlissingen alreede over den hondert capers in de zeeën, die dagelijcx groote beuten en prijssen opbrengen, werdende geduirich noch meer geequipeert, insonderheit als men hoort, dat men de steden van Vlissingen en Vere soude willen stellen in de handen van den Coninck van Engelandt ..... Middelburch, des avonts den 2 December 1672. |
|