Briefwisseling. Deel 6: 1663-1687
(1917)–Constantijn Huygens– Auteursrecht onbekend6709. Aan De Lubieres. (K.A.)Het is schandelijk, dat er zoo gesproken wordt over de 13750 ℔, die men al zoo lang aan den Prins schuldig is, dat er met recht rente van kon worden gevorderd. En ook, dat men op zulk eene wijze praat over het voorstel van eene vrijwillige gift. Aan wie hebben de bewoners van Oranje alles te danken? Toch zeker wel aan hun Vorst, die zich juist weer allerlei opofferingen heeft getroost, om hen van eene vreemde dwingelandij te bevrijden. Ik weet, dat men mij, den trouwen dienaar van dien Vorst, beschimpt en belastert, terwijl ik toch zooveel voor die menschen gedaan heb. Alleen Gigondas wilde mij een geschenk geven van 500 ℔, wat ik geweigerd heb. Wat mij persoonlijk betreft, lach ik om den laster van al die slecht ingelichte en slechtgezinde lieden. 20e May 1669Ga naar voetnoot3). |
|