Briefwisseling. Deel 6: 1663-1687
(1917)–Constantijn Huygens– Auteursrecht onbekend
[pagina 11]
| |
mij twee dagen aan de kust heeft opgehouden, en den 1sten van deze maand ben ik te Parijs aangekomen. Over mijne reis naar Engeland ben ik zeer tevreden. Die ‘oude’ vaandrigGa naar voetnoot1) doet alles wat hij verkiest, maar gij allen hebt al zooveel brutaliteit ondervonden, dat het dwaas zou zijn, nu uw vaderland te verlaten. Waarom zoudt gij eene deputatie zenden naar de Prinses Douairière; zij kent immers uwe klachten. De heer de Lubieres had zich niet moeten laten betalen op eigen hand. Er moet echter niet te veel geld in handen der pachters blijven, nu zij volgens het besluit van den Koning de 20000 pond, waarop Beauregard aanspraak maakt, in deposito hebben. Gij moet niet te veel afgaan op praatjes; in uwe brieven lees ik weer allerlei geruchten, waarvan geen woord waar is. De Porteclaire heeft mij gezegd, dat hij de handelwijze van Beauregard afkeurde. Paris, 9e Octob. 1663. |
|