Briefwisseling. Deel 5: 1649-1663
(1916)–Constantijn Huygens– Auteursrecht onbekend5572. D. GraswinckelGa naar voetnoot7). (L.B.)Heerschop - nisi quid dicendum heerschip, utrumque enim recte dicitur fuerunt vel fuere - Vastaerd. 'K heb je Tryntie Kernelis driemaels eleesen, je moet nyet klappen, noch deusen nacht; den br .....Ga naar voetnoot8) is goet: weynig personaedjen, wel verdeelt bedryf, kort, bondig, op de snee, begrypelyk, alles meugelyk en menschelyk. Die maets, die in den tyd, dat men den neus op den elleboog snoot, leefden, et qui Plautinos numeros et .....Ga naar voetnoot8) laudavere salesGa naar voetnoot9), hebben verseecker haer reusel aen flarden gescheurt, ommer een heuyk van te maecken. Voor my, schyt Plautus, schyt Terentius, sy meugen der de broek by leggen; jae, schyt Breroo, jae, schyt Hooft. Euge! lepida, bella, concinna! Hoewel schey j'er uyt? Sunt omnia protinus albaGa naar voetnoot10). Soo Astolpho noch leefde, hy sou om sulken soeten deun giocondo seggen, dat hy een gek was van mager te worden, omdat syn schoone wyf van syn palfrenier geroskamt was, en met vreugden hooren van Jocondo, dat gebulte, mismaekte dwergen, een schoone koninginne twee en twintich duym - unciolam Proculejus habetGa naar voetnoot11); maer wat heb ick met die luy te doen, dum Gillo deuncem, et partes quisque suas ad mensuramGa naar voetnoot12) - te weten Putsche maet koren toemeeten. Nu 't is wel, macte; niemant kan het beter doen, of je selfs most het noch weer doen! Sepers, sepers, soo waer als potjebeulingk goet is, je hebt se allegaer de loef of gesien, jae of esteken. Dit seyt je buyr en buyrmans kint, en als hy gulhartich, a ventre deboutonné, uytbrekende, op al je soeticheytjes met bey syn handen syn sijen vasthout, soo denkt hy noch: viva Vastaert, en gunt je jou vermaeken, jou kitteling van milt. Voorseker hy is van dat .....Ga naar voetnoot8) sche gheschir nyet, die weleer in de Harminiaensche tyden jou toeschockten; sulken volkje moet men vlien, die soo qualyk door haer glaesies sien; hy laet die soete troosies en verlepte roosies sitten daer de bruyt op | |
[pagina 302]
| |
sat; maer evenwel hy sent je dit op je hacken, je meugt het gebruyken as je gaet. Je hebt hem lief, hy jou mee; gaet je gang, doet altijt soo. Den derden nae Sint Felten, by 't Scheel holl, Hage, 1658Ga naar voetnoot1). |
|