Briefwisseling. Deel 5: 1649-1663
(1916)–Constantijn Huygens– Auteursrecht onbekend5355. R. van HaersolteGa naar voetnoot5). (H.A).Op t gene UEd. doer ordre van Hare Hoocheit mij belieft heeft te schriven, sal tott antwoort dienen, datt, gelijck ick aen de heere grieffier Buijsero voordesen hebbe geschreven, mij geerne uit de vergaderinge sal absenteren, bijaldien door mijn presentie den dienst van sijn Hoocheit soude verachtert kunnen werden; dan soo lange de heeren RipperdaGa naar voetnoot6) ende RaesfeltGa naar voetnoot7) haere Hoocheit geen verseeckeringe doen, dat sij ende haer vrienden neffens de stadt Deventer sich mette andere wel geintentionneerde leden sullen voegen in t'gene geoordeelt wort bij dese gelegentheit te moeten werden geresolveert tott helinge van de quetsure, soowel de Provintien als sijn Hoocheit bij de bewuste Acte van seclusie aengedaenGa naar voetnoot8), soo kan niet anders geoordeelt werden, datt mijn absentie door de voorss. heeren niet wert geurgeert, om daerdoor enich voordeel voor sijn Hoocheit te moegen uitwercken, maer alleen om mij des te meerder te doen reculeren van t drostampt van Twente, ende wellicht met eenen te beletten, datt de wel geintentionneerde leeden niet effectueren t' gene, waertoe sij sich bij dese gelegentheit verplicht vinden. Doch ick sal mij in desen ten enemael onderwerpen, t' gene haere Hoocheit hyrinne sal believen goet te vinden, sonder in t' minste reguard te nemen op mijn particulier interest, | |
[pagina 211]
| |
ende dattet niet sal kunnen geschieden als mett offensie van de steden Campen ende SwolleGa naar voetnoot1). Waerop UEd.s naeder schriven verwachtende, sal desen eindigen ..... Swoll, den 11/1 Junij 1654. Tegens aenstaende Maendach is altijt eene extraordinaris bij[een]komste uitgeschreven; soo ick kan mercken, dat met mijn uitbliven de minste dienst sijn Hoocheit kan gedaen worden, sal mij oock selfs alsdan absenteren. |
|