Den brief van Z.H. heb ik heden in de vergadering der admiraliteit overgegeven, maar aan het verzoek kon niet worden voldaan, daar er geene schepen ‘aen landt’ zijn. Het antwoord van het college gaat hierbij. Ik ga naar den Haag, om het overige deel van mijne opdracht te volvoeren. Amsterdam, den 14 Octob. 1650.