Briefwisseling. Deel 5: 1649-1663

4960. Juliana van Oostfriesland³⁾. (H.A.)

Het plan voor de verdere reis van mijn zoon, die nu in Frankrijk is, door u aan den Prins van Oranje voorgesteld, schijnt ook ons goed. Hij zal vergezeld worden door ‘een redelijck bejaert persoon van voornemen adelijcken huijse, van lofflijcke studien, soo in humanioribus als politicis, dien in vorstelijcke legationibus het keiserlijck ende andere hoven gefrequenteert ende van materie van staet ende regieringe redelijcke kennisse heeft.’ Onze raad en agent Herman van Zuijlen van Nijevelt⁴⁾ zal u nader inlichten. Tot Aurich, desen 6/16 Julij 1649.

3) No. 4960 a-c. Brieven van 12/22 Sept. (R.A.), 2 Nov. (H.A.) en 14 Dec. (A.B.) zijn zonder belang. - Zie No. 4931.

4) Hij wordt ook genoemd IV, blz. 508.