Briefwisseling. Deel 5: 1649-1663
(1916)–Constantijn Huygens– Auteursrecht onbekend4943. A. RivetGa naar voetnoot7). (L.B.)Voor de beide jongelui, die gij mij aanbeveelt, zal ik zorg dragen. Als de heer Dauber had kunnen besluiten regent te worden, zou dat heel goed zijn geweest voor onze inrichting; hij wil wel vijf of zes jongelui in den kost hebben. De heer PhilemonGa naar voetnoot8) is ernstig ziek; wij zullen hem wel verliezen. De heer Hulsius, Fransch predikantGa naar voetnoot9), heeft steeds Hebreeuwsch gedoceerd; | |
[pagina 7]
| |
hij moest buitengewoon hoogleeraar worden. Over het vonnis in de duelzaak zult gij alles van den heer Dauber gehoord hebben. De jongelui hier willen hunne degens niet afleggen. Aan uwe zoons zal ik aanbevelingsbrieven meegeven. Mijn zoon zal u den naam meedeelen van den man, dien ik voor zeer geschikt houd, om te Amsterdam Vossius te vervangenGa naar voetnoot1). De heer Boreel te Parijs zou die zaak in orde kunnen maken. De Breda, le 30 Apvril 1649. |
|