Briefwisseling. Deel 4: 1644-1649
(1915)–Constantijn Huygens– Auteursrecht onbekend4640. G. BrandtGa naar voetnoot7).Hiernevens gaet mijn lijkreedenGa naar voetnoot8) en een verzoek aan Uw Edelheit om verschooning voor de vrijmoedigheit mijner pen. Ik heb die Uw Edelht dan derven opdraagen, doch niet uit in- | |
[pagina 418]
| |
beelding van haar waardij, maar om hierdoor stilzwijgens te kennen te geven, dat ik geen geleegentheit zou laaten slippen, waarin ik eenigsins kon erkennen d'onverdiende weldaadt en gunst, die nooit genoeg erkent kan worden, weleer door Uw Edelht ontfangen. De groote vriendtscbap, waardoor Uw Edelht aan den heere Hooft zal. gedachtenis verbonden was, geloof ik, dat mijn misslagh kleener zal maaken, en Uw Edelhts gewoone heusheit stof genoeg vinden, om de vierigheit van mijn verplichte pen t'ontschuldigen. Waarop vertronwende zich in Uw Edelhts goede gunst beveelt ..... In Amst[erdam], den 8 Aug. 1647. |
|