Briefwisseling. Deel 4: 1644-1649

(1915)–Constantijn Huygens– rechtenstatus



[pagina 284]
4280. C. Barlaeus. (L.B.) ‘Quem coram vides, Ruijsius est, collega noster et operum in Illustri hac Schola sociusGa naar voetnoot1). Jurisprudentiam docet non sine studio[so]rum applausu, et iam per annum fere, spe ordinariae professionis, iura locutus publice fuit. Nec dubito de successu, cum iam in eo toti sint primores huius urbis, ut dimittant oratorem illumGa naar voetnoot2), de quo aliquando Hagiensis poëta acute cecinit: An dixit ille rhetor, an singultijtGa naar voetnoot3). Illo dimisso non longa erit de hoc successore deliberatio’. Hij zou u gaarne spreken en gij zult mij en Vossins een genoegen doen door hem te woord te staan. Amstelod., 3 Martij 1646.	voetnoot1) Albertus Rusius (1614-1678) werd in 1646 professor in de rechten te Amsterdam, in 1659 te Leiden. In 1653 is hij getrouwd met Maria de Vogelaer, een nichtje van Huygens. voetnoot2) Nl. Johannes Cabeljau; zie I, blz. 288; III, blz. 140. voetnoot3) In zijn gedicht In I.C. orationem inauguralem et de ratione interpungendi libros XX, incerti, 14 Maart 1641 door Huygens geschreven op Cabeljauw, komen de regels voor: Barlaee, quid testaris? ita publice Pronunciavit Rhetor, an sigultijt?