Briefwisseling. Deel 4: 1644-1649
(1915)–Constantijn Huygens– Auteursrecht onbekend4127. J. de Knuijt. (H.A.)‘Ick hebbe gisteren met de bewinthebbers gesproken, alomme mij geinformeert, oock selfs in de packhuysen geweest ende bevonden, met de jongste Oostindische schepen geenderhande alcativenGa naar voetnoot5) ofte zyde tapyten, vouwende schutsels, ofte japonsche rocken, selfs oock niet rairs uijt Indien gebracht is, ten waere van posteleynen, die eerst toecomenden Martij vercocht sullen werden ende derhalfven noch niet geopent syn. De bewinthebbers seggen, tot Amsterdam wel eenige schoone zyde tapyten sijn aengecomen, dan weten niet, off die alreede vercocht waren, ofte noch vercocht souden werden’. De heer van Beringhen | |
[pagina 214]
| |
was hier gekomen met hetzelfde doel, ter wille van zijne broeders. Bij de verkooping van de grove zijde en de damasten zal ik aanwezig zijn; misschien is er iets bij voor Z.H. Ik heb uitvoerig met Dr. Goffe gesproken, die daarna naar Rotterdam is gegaan en mij den ingesloten briefGa naar voetnoot1) heeft achtergelaten. Middelb., den 24en Sept. 1645. |
|