Briefwisseling. Deel 4: 1644-1649
(1915)–Constantijn Huygens– Auteursrecht onbekend
[pagina 208]
| |
het leger te komen, maar moet naar Utrecht, omdat de heer Asch van WijckGa naar voetnoot1) is gestorven. ‘Den heere Joachimi versoeckt weder hier te mogen comen om het onmondich kintGa naar voetnoot2), alsoo enen vwt Duijtslant wert verwacht, die hem en UEGa naar voetnoot3) rapport sou doen van syn gelegentheyt aldaer, waerop in enige provintien hadden gecousenteert; dan alsoo heden d'antwoorde des Parlements is gelesen op het nemen onser scepen, is verstaen, in sijn compste noch niet te connen consenteren. In Hollant wort daertoe oock gearbeyt, om hem daer te doen blyven; soo UE aen enige geliefden te scrijven in onse vergaderinge van Hollandt, soude seer dienstich syn, want myn wort gescreven, dat men een alliantie met desen staet soeckt te maken, t welck syn E, als voorsichtich synde, mondeling weet beter te connen vallen als scriftelijck’. Wilt gij denken om ‘myn swager van HardenbroeckGa naar voetnoot4)’, die gaarne te Emmerik of te Arnhem in garnizoen zou liggen? - ‘D'ambassadeurs van Denemarken verwacht men alle uwrenGa naar voetnoot5). Hollandt is niet tevrede met haere negotiatie. In Scotlandt gaet het goet voor den Coningh en, soo het continueert, sal hier vrinden winnen, want t is hier, donec eris felix, multos numerabis amicosGa naar voetnoot6). Hage, 15 Septemb. 1645. |
|